Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/0199/GA, 24 mei 2002, beroep
Uitspraakdatum:24-05-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/199/GA

betreft: [A] datum: 24 mei 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (PBW) heeft kennis genomen van een op 23 januari 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[A], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 10 januari 2002 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Toorenburgh, unit Zuyder Bos te Heerhugowaard,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 25 maart 2002, gehouden in de locatie Zoetermeer te Zoetermeer, zijn –op klagers verzoek – twee medeklagers gehoord, te weten de heren [B] en [C]. De directeur van de locatie Zuyder Bos heefttelefonisch laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de beslissing van de directeur om geen uurloon, inclusief toeslag, toe te kennen van meer dan fl. 2,00.

De beklagrechter heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het beroep is ingesteld omdat er een wettelijke mogelijkheid bestaat voor een toeslag van honderd procent op het arbeidsloon. De directeur heeft aangegeven op welke manier klagers in aanmerking zouden kunnen komen voor die toeslag.Feitelijk heeft de directeur de argumenten van klagers letterlijk overgenomen. De directeur geeft aan dat er in zijn inrichting geen werkzaamheden zouden worden verricht die in aanmerking komen voor een toeslag van honderd procent.Hij heeft dat echter niet gecontroleerd. Door klager [B] wordt al gedurende twee jaar hoog gekwalificeerd werk verricht. De werkmeesters hebben, gelet op de aard van de werkzaamheden van klager [B], geprobeerd klagers uurloon op tewaarderen naar fl. 2.00 per uur. De directeur van de inrichting wilde daar echter niet aan. Klagers hebben aan de directeur de circulaire voorgehouden waarin de mogelijkheid van een toeslag staat vermeld. Er is toen verklaard dateen enkeling fl. 2,00 per uur zou kunnen verdienen. Klager [B] heeft dat loon evenwel niet gekregen. Volgens de Arbo-dienst, die de werkzaal heeft geïnspecteerd, was er sprak van vuil werk en moesten er meerdere machines wordenvervangen. Klagers hebben gewezen op art. 64, vierde lid van de PBW. De beklagrechter heeft desondanks de argumenten van klagers terzijde geschoven. Door klagers is aangevoerd dat in de inrichting de mogelijkheid zou moeten bestaanom fl. 2,80 per uur, zijnde een uurloon inclusief een honderd procent toeslag, te verdienen. Die mogelijkheid is in de inrichting uitgesloten. Daarom is de beslissing van de directeur in strijd met de Regeling arbeidsloongedetineerden d.d. 24 december 1998, nr. 730386/98/DJI (hierna de Regeling). Klager [B] verdient op dit moment fl. 1,80 per uur. Toen klager [B] nog naaimachines repareerde, kreeg hij een uurloon van fl. 2,00. Door incidenteel eenhogere beloning uit te keren worden de gedetineerden gestimuleerd en gemotiveerd. Op de werkzaal waar klager [C] arbeid verricht werken twintig gedetineerden. Klager [C] verricht festoneer- en bandeerwerkzaamheden. In de praktijk iser op de werkzaal slechts ruimte voor een gering aantal personen die werken. Klager [C] heeft in die periode regelmatig overgewerkt en voor dat overwerk ook een overeenkomst getekend. Dat overwerk betrof specialistisch werk. Klager[C] kon echter niet meer verdienen dan fl. 1,80 per uur. De werkmeesters wilden wel een hoger uurloon aan klager laten uitkeren maar dat mocht niet van de directeur. Klager [C] is vervolgens gestopt met die werkzaamheden en is bijde reinigingsploeg gaan werken. Daar kon hij meer uren maken en dus meer verdienen. Volgens klagers betreffen de werkzaamheden in de inrichting een soort werk waarvoor in incidentele gevallen een hogere toelage dient te wordenuitgekeerd dan door de directeur als maximaal wordt gegeven. Het betrof deels specialistisch, deels zwaar en deels vuil werk.

De locatiedirecteur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Op grond van het bepaalde artikel 4 van de Regeling, zoals deze is gewijzigd bij de Wijziging regeling arbeidsloon gedetineerden d.d. 30 juli 1999, bedraagt het totaal bedrag van de toeslag of toeslagen maximaal honderd procent vanhet vastgestelde basisuurloon.
Anders dan de Regeling arbeidsloon gedetineerden bevat het door de inrichting vastgestelde Arbeidsreglement niet de mogelijkheid op het grondloon van de gedetineerde een toeslag van honderd procent van het grondloon te geven dochbeperkt dit reglement het arbeidsloon inclusief die toeslag tot maximaal f.2,- per uur. Nu de Regeling arbeidsloon gedetineerden middels een instructie aan de directeuren van penitentiaire inrichtingen de rechtspositie van degedetineerden voor de in die Regeling bedoelde onderwerpen wil vaststellen, is het Arbeidsreglement voor zover het niet voorziet in de mogelijkheid van een arbeidsloon inclusief toeslag van meer dan f. 2,– per uur in strijd met dieRegeling. De beslissing van de directeur om geen uurloon inclusief toeslag van meer dan f. 2,- toe te kennen, welke beslissing verwijst naar het in het Arbeidsreglement vastgestelde maximum voor de beloning, kan derhalve niet instand blijven. Hetgeen hiervoor is overwogen maakt dat de uitspraak van de beklagrechter niet in stand kan blijven en dat het beklag alsnog gegrond moet worden verklaard.
De beroepscommissie ziet in dit geval geen reden om een tegemoetkoming vast te stellen.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagrechter en verklaart het beklag alsnog gegrond.
Zij draagt de directeur op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak.
Zij acht geen termen aanwezig voor het toekennen van een tergemoetkoming.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en J.L. Brand, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 24 mei 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven