Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/0639/GV, 21 mei 2002, beroep
Uitspraakdatum:21-05-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/639/GV

betreft: [klager] datum: 21 mei 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (PBW) heeft kennis genomen van een op 20 maart 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een beslissing d.d. 12 maart 2002 van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft zijn beroep als volgt toegelicht.
De keer dat klager zich niet had gemeld voor een halfopen inrichting, was omdat hij toen nog jong was en nog niet zo goed wist waar hij mee bezig was. Hij kan zich ook nog herinneren dat hij te weinig geld had voor een treinkaartjeen bang was om zijn kamer kwijt te raken. Het klopt dat klager al aardig wat contacten met justitie heeft opgebouwd en dat sprake was van een hard- en softdrugsproblematiek. Dat is ook niet gek, als je bedenkt dat klager van zijntweede tot zijn zestiende jaar uit huis is geplaatst en alleen maar in kindertehuizen en internaten heeft gezeten. Je komt op die manier heel snel in aanraking met drugs, geweld en criminaliteit. Het drugsgebruik was echter nooitaan één stuk door en klager is dan ook niet verslaafd geweest. Klager is inmiddels zo veranderd dat hij geen drugs meer gebruikt, zelfs geen sigaretten. Urinecontroles bewijzen dat hij zonder drugs kan. De verleiding is binnen depenitentiaire inrichting veel groter dan buiten. Dus als hij het binnen kan, dan kan hij het buiten helemaal. Bovendien wil klager het verlof bij zijn familie doorbrengen, waardoor hij nog minder in de verleiding zal komen. Klagerhoopt dat hij de gelegenheid krijgt om een aantal zaken als huisvesting en inschrijving te regelen.

Namens de Minister is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft sinds 1994 contacten met justitie opgebouwd, hij recidiveerde ook tijdens proeftijden. Klager is sinds 8 december 2001 als arrestant niet-melder gedetineerd in een gesloten penitentiaire inrichting. Dit betekent dat hijzich voor de tenuitvoerlegging van de vrijheidstraffen niet heeft gemeld in een halfopen inrichting, waar verloven in principe mogelijk zijn.
Voorts is de Minister gebleken dat ten aanzien van klager sprake is van een hard- en softdrugsproblematiek, die mede ten grondslag heeft gelegen aan de delicten waarvoor hij is veroordeeld. De Minister heeft, gelet op hetbovenstaande, geen vertrouwen in een goed verloop van een verlof.

Op klagers verzoek om algemeen verlof zijn de volgende adviezen uitgebracht.
Vanuit de gevangenis Esserheem te Veenhuizen is positief geadviseerd. Klager functioneert goed op de afdeling.
De officier van justitie bij het arrondissementsparket Zwolle adviseert het verlof niet te verlenen. Klager is arrestant, hij heeft zich niet gemeld voor het ondergaan van zijn straf. Met betrekking tot het verlofadres is demededeling van klager dat hij bij iemand in onderhuur is, onvoldoende. Hij staat niet ingeschreven en is dus zonder vaste woon- of verblijfplaats. Er bestaat geen vertrouwen dat klager zich na het verlof terugmeldt.
Bij de politie te Zwolle bestaan geen bezwaren tegen de verlofaanvraag van klager. Het door klager opgegeven huisadres staat niet bekend als overlastadres.
De politie te Amsterdam heeft te kennen gegeven dat de vader van klager regelmatig in aanraking is geweest met justitie.

3. De beoordeling
Klager ondergaat gevangenisstraffen van respectievelijk 3 maanden terzake van diefstal met geweld en 6 weken terzake van bedreiging. Voorts ondergaat hij de tenuitvoerlegging van een week gevangenisstraf die hem eerdervoorwaardelijk is opgelegd en 5 dagen hechtenis in verband met een maatregel van schadevergoeding. Aansluitend dient hij eventueel in totaal 49 dagen dagen gijzeling op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhavingverkeersvoorschriften te ondergaan. De einddatum is vooralsnog op 19 juni 2002 bepaald.

Het beroep is gericht tegen de afwijzing van klagers eerste verlofaanvraag. Hij kan in totaal 2 verlofaanvragen indienen.

De beroepscommissie stelt vast dat klager als arrestant in detentie verblijft, omdat hij zich eerder niet heeft gemeld bij een halfopen inrichting voor het ondergaan van de gevangenisstraffen.
Er is ten aanzien van klager sprake van recidive, waarbij hij ook tijdens een proeftijd delicten heeft gepleegd. Klager is zonder vaste woon- of verblijfplaats. Hij wil het verlof doorbrengen bij zijn vader te Amsterdam. Uitinformatie van de politie te Amsterdam blijkt dat de vader geregistreerd staat als harddruggebruiker en dat hij een groot aantal antecedenten heeft.
Bovenstaande feiten en omstandigheden vormen contra-indicaties voor het verlenen van verlof. De afwijzing door de Minister van klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting is dan ook niet in strijd met de wet en dezekan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. A.G. Bosch, voorzitter, mr. J.R. Meijeringh en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op

secretaris voorzitter

Naar boven