Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/0301/GB, 13 mei 2002, beroep
Uitspraakdatum:13-05-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/301/GB

betreft: [klager] datum: 13 mei 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (PBW) heeft kennis genomen van een op 6 februari 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], geboren op [1968], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 31 januari 2002 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Klager is op 22 maart 2002 door een lid van de Raad gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft beslist tot plaatsing van klager als preventief gehechte in de extra beveiligde inrichtingen (EBI) Nieuw Vosseveld te Vught.

2. De feiten
2.1. Klager verbleef sedert 2 maart 2001 in de locatie De Schie te Rotterdam, een huis van bewaring (h.v.b.). Op 12 december 2001 is hij met een medegedetineerde de inrichting ontvlucht, maar kort daarna weer aangehouden. Na eenverblijf in het Penitentiair Ziekenhuis te Den Haag en een overplaatsing op 20 december 2001 naar de landelijke afzonderingsafdeling (l.a.a.) te Vught, is hij op 28 januari 2002 geplaatst in het h.v.b. van de EBI.

3. De standpunten
3.1. Door klager is het beroep tegen de beslissing hem te plaatsen in de EBI als volgt toegelicht.
Klager ontkent enig geweld te hebben toegepast bij zijn ontvluchting. Hij kan zich voorstellen dat hij daarna in een beter beveiligde gevangenis wordt geplaatst, maar waarom moet hij in de EBI worden geplaatst? Hij heeft tijdenszijn detentie in De Schie geen enkel rapport gehad en er waren nooit problemen rond zijn persoon.

3.2. In het selectievoorstel van de directeur van de locatie De Schie is aangegeven dat klager daar sedert 2 maart 2001 in preventieve hechtenis verbleef. Hij is in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaaren is hiertegen in hoger beroep gegaan. Klager is niet eerder gedetineerd geweest in Nederland. Hij heeft de Franse nationaliteit en geen verblijfsvergunning. Klager is een rustige man die doordacht handelt. Hij houdt zich goed aande regels. In zijn houding ten opzichte van het personeel zijn geen negatieve bijzonderheden te melden. Klager is in de groep geen leider, maar ook geen meeloper. Hij is de Nederlandse taal niet goed machtig. Hij stond bekend alseen modelgedetineerde.
Nu klager heeft bewezen een ontvluchting in de praktijk toe te passen en daarom op een negatieve wijze in beeld is geweest, verzoekt de inrichting de selectiefunctionaris om klager te selecteren voor de EBI.

3.3. De selectiefunctionaris die klager op 17 januari 2002 in de l.a.a. heeft gesproken in het kader van het voorstel tot plaatsing in de EBI heeft het volgende bericht.
Sprake is van een klassieke ontsnapping via de muur. Klager vertelt te zijn ontsnapt omdat hij als illegale vreemdeling niets meer hier heeft te zoeken, zijn familie in Frankrijk woont en hij die graag wilde zien. Hij vindt degeëiste straf van vijf jaar te hoog en wilde deze in hoger beroep aanvechten, maar hij zag zijn kans schoon om voortijdig zijn wens tot hereniging met de familie in vervulling te laten gaan. Hij kwam hiertoe door de observaties diehij in zijn functie als reiniger arbeid kon doen in de werkzaal. Klager geeft aan geen geweld te hebben gebruikt en dus vraagt hij zich af waarom de selectiefunctionaris zich zo druk maakt en waarom hij met handboeien moetrondlopen. De schietpartij, waarbij klager gewond raakte, vindt hij ook overdreven, hoewel hij toegeeft zelf weggerend te zijn om zich te ontrekken aan zijn aanhouding.
De ontsnapping, de poging tot onttrekking aan de aanhouding en zijn illegale verblijfsstatus in relatie tot de te verwachten stevige straf terzake van moord, maakt een EBI-plaatsing volstrekt legitiem.

3.4. De selectiefunctionaris heeft bericht dat uit de beschikbare informatie is gebleken dat klager, naast zijn vuurwapengevaarlijkheid, moet worden gekwalificeerd als vluchtgevaarlijk. Hij trachtte op 12 december 2001 met eenmedegedetineerde de penitentiaire inrichting te ontvluchten. Buiten de inrichting is hij aangehouden door de politie. Hij is hierbij in het been geschoten, omdat hij zich probeerde te onttrekken aan de aanhouding. De bij deontvluchting betrokken medegedetineerde wist te ontkomen. Aan de ontvluchting is een zorgvuldige en wekenlange voorbereiding voorafgegaan, waarbij klager in een vroegtijdig stadium medegedetineerden heeft gepolst om mee te doen. Hijheeft zich gedurende zijn detentie bewust voorgedaan als een modelgedetineerde om de functie van reiniger toegewezen te krijgen en zich zo optimaal mogelijk voor te bereiden op een ontvluchting. Hij maakte daarbij ernstig misbruikvan het in hem gestelde vertrouwen. Klager heeft bij de ontvluchting een bankschroef, een glassnijder, twee hamers en een ladder gebruikt. Hij zag onder meer kans de tralies te verbuigen en een groot gat in een raam te slaan. Klagerheeft er blijk van gegeven, met gebruikmaking van zijn bouwkundige achtergronden, in staat te zijn organisatorisch invulling te geven aan ontvluchtingplannen, niet alleen voor zichzelf maar ook voor een medegedetineerde die verdachtwordt van het plegen van zeer ernstige delicten. De ontvluchting heeft geleid tot grote maatschappelijke onrust en een ernstig geschokte rechtsorde. Een herhaling hiervan moet voorkomen worden. De EBI-adviescommissie adviseerde deselectiefunctionaris om klager te plaatsen in de EBI. De selectiefunctionaris heeft dienovereenkomstig beslist.

4. De beoordeling
4.1. De EBI Nieuw Vosseveld is aangewezen als h.v.b. en gevangenis voor mannen en heeft een regime van beperkte gemeenschap en een extra beveiligingsniveau.

4.2. Op grond van artikel 6 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (15 augustus 2000, nummer 5042803/00/DJI), die op 1 oktober 2000 in werking is getreden, kunnen in de extra beveiligde inrichtinggedetineerden worden geplaatst die:
a. een extreem vluchtrisico vormen en een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen in termen van recidivegevaar voor ernstige geweldsdelicten, of
b. bij ontvluchting een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormen, waarbij het vluchtrisico als zodanig hieraan ondergeschikt is.

4.3. Artikel 26 van voornoemde Regeling noemt de voorwaarden die in acht worden genomen bij de beslissing tot plaatsing in een EBI en de beslissing tot verlenging van het verblijf in een EBI elke zes maanden daarna.

4.4. De beroepscommissie komt, gelet op de genoemde feiten en omstandigheden omtrent de ontvluchting van klager samen met een medegedetineerde, tot het oordeel dat in redelijkheid kan worden geconcludeerd dat klager een extreemvluchtrisico en, gelet op het delict van het plegen waarvan hij wordt verdacht, een onaanvaardbaar maatschappelijk risico vormt in termen van recidivegevaar voor ernstige geweldsdelicten. Het verweer van klager dat hij bij deontvluchting uit de locatie De Schie geen geweld heeft toegepast doet hier niet aan af.
De beroepscommissie concludeert dat klager, gelet op het hiervoor overwogene, valt in de onder 4.2 bedoelde categorie a. De beslissing van de selectiefunctionaris klager te plaatsen in de EBI is derhalve niet in strijd met de wet enkan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, evenmin als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.R. Meijeringh, voorzitter, mr. A.G. Bosch en dr G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 22 mei 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven