Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 12/1347/GB, 24 juli 2012, beroep
Uitspraakdatum:24-07-2012

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 12/1347/GB

Betreft: [klager] datum: 24 juli 2012

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 18 april 2012 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 4 juli 2004 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis van de locatie De Schie te Rotterdam. Op 10 september 2007 is hij overgeplaatst naar de gevangenis van de penitentiaire inrichting (p.i.) Krimpen aan den IJssel, waar een regime
van
algehele gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klagers verzoek om plaatsing in een b.b.i. is ten onrechte afgewezen. De directeur van de p.i. Krimpen aan den IJssel heeft immers positief geadviseerd ten aanzien van klagers verzoek.
Bovendien beschikt klager over een goedgekeurd verlofadres en heeft het Openbaar Ministerie (OM) geen bezwaar tegen het verlenen van vrijheden aan klager. Inmiddels heeft klager met goed gevolg de Cova+-training afgerond. Verloven zijn tot nu toe
positief verlopen. Klager heeft hard gewerkt aan zijn persoonlijkheid. In vergelijking met zes jaar geleden staat hij nu heel anders in het leven. Hij is niet gehoord, zodat hij niet in staat is gesteld zijn aanvraag persoonlijk toe te lichten en hij
mogelijke onduidelijkheden niet heeft kunnen wegnemen. Er is een nieuw reclasseringsrapport aangevraagd. Dit rapport is naar verwachting over twee weken klaar. Dit rapport had een ander licht op de zaak kunnen werpen. Met name in het licht van het
recidivegevaar en op welke manier dit had kunnen worden ingeperkt.

In een schriftelijke reactie op het reclasseringsrapport van 30 mei 2012 wordt namens klager aangegeven dat in het rapport wordt onderschreven wat door klager naar voren is gebracht. Plaatsing in een inrichting voor mannen met een regime van algehele
gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau als bedoeld in artikel 20, tweede lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (de Regeling) zou een tussenoplossing zijn, waarna klager zou kunnen doorfaseren. Klager is bijzonder gemotiveerd
en zal zich aan de gestelde voorwaarden houden.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager is 31 jaar en komt vanaf zijn zeventiende al in aanraking met justitie. Tijdens klagers vorige detentie heeft hij deelgenomen aan een penitentiair programma (p.p.). Tijdens zijn deelname hieraan heeft hij een strafbaar feit gepleegd, waarna het
programma is beëindigd en hij is ingesloten in een huis van bewaring. Klager is vervolgens veroordeeld tot tien jaar gevangenisstraf. De politie heeft klagers verlofadres goedgekeurd en het OM heeft aangegeven geen bezwaar te hebben. Ook heeft de
directeur van de p.i. Krimpen aan den IJssel positief geadviseerd ten aanzien van klagers verzoek. Naar aanleiding van dit positieve advies van de directeur is gevraagd of er een (verplicht) reclasseringsadvies is. Tevens is gevraagd of is meegewogen
dat klager het feit waarvoor hij thans is gedetineerd, heeft gepleegd tijdens zijn vorige detentie. Dit bleek niet het geval te zijn. De directeur heeft daarop verzocht om klagers verzoek tijdelijk aan te houden in afwachting van het
reclasseringsadvies. De omstandigheid dat klager tijdens zijn detentie een strafbaar feit heeft gepleegd, kan dan alsnog in het advies worden meegenomen.

De selectiefunctionaris licht verder toe dat hij binnen de wettelijke termijn een beslissing moest nemen op klagers verzoek. Aangezien er geen reclasseringsrapport is overgelegd, is het niet duidelijk wat de kans is op recidive, letselschade en het
onttrekken aan voorwaarden en welke interventies eventueel nodig worden geacht om voor verlaging van het recidiverisico te zorgen. Op basis van klagers gebleken onbetrouwbaarheid met betrekking tot het nakomen van afspraken, namelijk het plegen van een
zeer ernstig geweldsdelict tijdens een eerdere detentie, bestaat er volgens de selectiefunctionaris geen vertrouwen in een goed verloop van verlof of het verlenen van vrijheden aan klager. Alvorens aan klager vrijheden worden verleend, dient er eerst
een risicoanalyse met betrekking tot de kans op recidive te worden overgelegd. Indien er interventies worden geïndiceerd die recidiveverlagend zouden kunnen werken, dient klager volgens de selectiefunctionaris eerst deze interventies te ondergaan,
alvorens vrijheden kunnen worden verleend. Bovendien is het de selectiefunctionaris niet bekend dat klager met goed gevolg de Cova+-training heeft afgerond.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk
risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. Klager heeft verzocht om plaatsing in een reguliere b.b.i. De directeur van de p.i. Krimpen aan den IJssel heeft, zoals blijkt uit het selectieadvies, in eerste instantie positief geadviseerd ten aanzien van klagers verzoek. Uit de stukken
blijkt echter dat door het Multi Disciplinair Overleg van voormelde inrichting vervolgens is besloten om klagers aanvraag, in afwachting van een nieuw reclasseringsrapport, voor onbepaalde tijd aan te houden. De selectiefunctionaris heeft vervolgens
negatief beslist op klagers verzoek om overplaatsing naar een b.b.i. Uit het - inmiddels op 30 mei 2012 afgeronde - reclasseringsadvies blijkt dat het recidiverisico wordt ingeschat als hoog, dat er een hoog risico bestaat op het onttrekken aan
voorwaarden en er een risico bestaat op letselschade voor vrouwen met wie klager een relatie onderhoudt. Geadviseerd wordt klager eerst te plaatsen in een inrichting voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal beveiligingsniveau
als bedoeld in artikel 20, tweede lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, waarna kan worden bekeken wat een goed vervolgtraject is. Gelet op het voorgaande is de beroepscommissie van oordeel dat de selectiefunctionaris, mede gelet op
de omstandigheid dat klager tijdens een eerdere detentie het delict heeft gepleegd waarvoor hij thans is gedetineerd, in redelijkheid heeft kunnen beslissen dat klager vooralsnog niet in aanmerking komt voor plaatsing in een b.b.i. Het beroep zal
derhalve ongegrond worden verklaard.

Ten overvloede overweegt de beroepscommissie dat klager, indien hij, zoals zijn advocaat in een schriftelijke reactie heeft aangegeven, wil worden overgeplaatst naar een inrichting voor mannen met een regime van algehele gemeenschap en een normaal
beveiligingsniveau als bedoeld in artikel 20, tweede lid, van de Regeling, een daartoe strekkend verzoek bij de selectiefunctionaris kan indienen.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol,
voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 24 juli 2012

secretaris voorzitter

Naar boven