Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/0359/TP, 2 mei 2002, beroep
Uitspraakdatum:02-05-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/359/TP

betreft: [klager] datum: 26 april 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (BVT) heeft kennis genomen van een op 11 februari 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

tegen een beslissing van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie acht zich in het licht van de op respectievelijk 17 september 2001 (01/924/TP) en op 29 oktober 2001 (01/1502/TP) genomen beslissingen aan de hand van de onderliggende stukken voldoende ingelicht. Om die reden isklager niet in de gelegenheid gesteld het beroep schriftelijk toe te lichten.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft de termijn waarbinnen klager in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) had moeten zijn geplaatst met ingang van 29 januari 2002 verlengd tot en met 28 april 2002.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak d.d. 20 april 1999 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 2 jaar met aftrek en ter beschikking gesteld met bevel dat hij van overheidswege zal wordenverpleegd.
De terbeschikkingstelling (tbs) van klager is ingegaan op 9 mei 2000. Sindsdien heeft klager in afwachting van zijn plaatsing in een tbs-inrichting als passant verbleven in verschillende penitentiaire inrichtingen, laatstelijk in depenitentiaire inrichtingen Amsterdam, huis van bewaring Demersluis te Amsterdam.
De Minister heeft bij beschikking d.d. 15 mei 2001 besloten tot plaatsing van klager in het Forensisch Psychiatrisch Centrum Veldzicht te Balkbrug (hierna: Veldzicht). Deze plaatsing was ten tijde van het beroep nog nietgerealiseerd.

3. De standpunten
Klager heeft zijn beroep als volgt toegelicht. Klager verblijft al ruim 21 maanden als tbs-passant in diverse huizen van bewaring en vindt een dergelijke lange termijn niet gepast. Klager verzoekt om hem zo spoedig mogelijk inVeldzicht te plaatsen en is zeer teleurgesteld in de wijze waarop de afdeling TBS/ITZ omgaat met tbs-passanten.

Namens de Minister is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Klager verblijft thans op een gewone afdeling in het huis van bewaring (h.v.b.). Niet is gebleken dat klagers psychische conditie zodanig is dat de situatie in het h.v.b. onhoudbaar is en/of van detentieongeschiktheid moet wordengesproken en dat van de volgorde van plaatsing, die primair wordt bepaald door de datum waarop de tbs is gaan lopen, dient te worden afgeweken. Gelet op de zogenaamde sterretjesstatus van klager is plaatsing gelet op het vlucht- enbeheersrisico op een VIC (very intensive care) afdeling geïndiceerd. Uit recente navraag bij de patiëntenadministratie van Veldzicht komt naar voren dat de bezetting van de VIC-afdeling momenteel optimaal is en de doorstroom naarandere afdelingen gering. Overigens blijkt uit het hoorformulier d.d. 24 januari 2002 dat klager geen moeite heeft met zijn voorgezet verblijf in een h.v.b. aangezien hij zoals hij reeds vaker heeft aangegeven toch wachtgeldontvangt.
Aangezien een eerder beroep, 01/1502/TP, van klager door de Raad d.d. 29 oktober 2001 materieel gegrond werd geacht wordt het onderhavige beroep ongegrond geacht.

4. De beoordeling
Het onderhavige beroep is gericht tegen de beslissing van de Minister tot verlenging van klagers passantentermijn van 29 januari 2002 tot en met 28 april 2002.
Bij uitspraak d.d. 17 september 2001 (01/924/TP) heeft de beroepscommissie overwogen dat de beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn van 4 mei 2001 tot en met 1 augustus 2001, die voorafgaat aan de thansbestreden beslissing, onredelijk en onbillijk moet worden geacht omdat een langer verblijf van klager in een p.i. gelet op zijn psychische conditie niet verantwoord kon worden geacht. Bij uitspraak d.d. 29 oktober 2001 (01/1502/TP)heeft de beroepscommissie overwogen dat de beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn van 2 augustus 2001 tot en met 30 oktober 2001, die eveneens voorafgaat aan de thans bestreden beslissing, onredelijk enonbillijk moet worden geacht vanwege de duur van die termijn. Bij voormelde uitspraken heeft de beroepscommissie de bedoelde beslissingen tot verlenging van de passantentermijn respectievelijk in verband met detentieongeschiktheidvan klager en de duur van de passantentermijn vernietigd.
Deze uitspraken brengen mee dat de thans bestreden beslissing eveneens onredelijk en onbillijk is. Derhalve is ook het onderhavige beroep gegrond en dient de bestreden beslissing eveneens te worden vernietigd.
De beroepscommissie hecht eraan op te merken dat, zoals in haar uitspraak 01/924/TP is overwogen, zij ervan uitgaat dat klager met voorrang daadwerkelijk in Veldzicht of een andere tbs-inrichting zal worden geplaatst, met name geletop klagers detentieongeschiktheid.

De beroepscommissie zal, al het hiervoor overwogene in aanmerking genomen, met toepassing van artikel 66, derde lid onder c, BVT, volstaan met vernietiging van de bestreden beslissing.

Gelet op het bepaalde in artikel 66, zesde en zevende lid, BVT dient klager een tegemoetkoming te worden geboden nu de rechtsgevolgen van deze beslissing niet meer ongedaan zijn te maken. Er behoeft evenwel geen tegemoetkoming meervastgesteld te worden, nu de beroepscommissie bij bovengenoemde uitspraak d.d. 17 september 2001 reeds een tegemoetkoming heeft vastgesteld die ook de periode van 29 januari 2002 tot aan de datum van daadwerkelijke plaatsingbestrijkt.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.S. van Gemert, secretaris, op

secretaris voorzitter

Naar boven