Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/0013/SGA, 3 januari 2002, schorsing
Uitspraakdatum:03-01-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 02/13/SGA

Betreft: [klager] datum: 3 januari 2002

De voorzitter van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (PBW) heeft kennis genomen van een op 31 december 2001 bij het secretariaat van de Raad ingekomen verzoekschrift van

[...] verder verzoeker te noemen, verblijvende in de penitentiaire open inrichting (p.o.i.) De Marstal te Zeeland.

Verzoeker vraagt om schorsing, met toepassing van artikel 66, eerste lid PBW, van de (verdere) tenuitvoerlegging van de beslissing van de directeur van voormelde inrichting d.d. 28 december 2001, inhoudende oplegging van eendisciplinaire straf van intrekking van drie uur van het weekendverlof en het gedurende twee weken niet meer mee mogen naar winkelcentrum Dukenburg.

De voorzitter heeft voorts kennis genomen van de inlichtingen van de secretaris van de beklagcommissie bij eerdergenoemde p.o.i. d.d. 3 januari 2002 alsmede van de schriftelijke inlichtingen van de directeur d.d. 3 januari 2002.

1. De standpunten van verzoeker en van de directeur
Verzoeker heeft het verzoek schriftelijk toegelicht en daarbij het volgende aangevoerd.
Hij is bij de directeur geweest en kreeg tot zijn verbazing een disciplinaire straf opgelegd omdat hij in de buurt is geweest van drinkende medegedetineerden. Bovendien is de procedure omgedraaid. Eerst is hem een disciplinairestraf opgelegd en twee uur later werd het verslag aangezegd.

Uit de inlichtingen van de directeur komt onder meer het volgende naar voren.
In de avond van 27 december 2001 hadden veel gedetineerden zich op de kamer van één van hen verzameld. Omdat het personeelslid dat dienst had de zaak niet vertrouwde, heeft hij alle aanwezigen gewaarschuwd geen dingen te doen dieniet door de beugel kunnen. Daarbij heeft hij expliciet vermeld dat als er zaken aangetroffen zouden worden, hij iedereen daarvoor verantwoordelijk zou stellen. Omdat hij als enige dienst had, heeft hij in verband met zijnveiligheid ervan afgezien op dat moment nader onderzoek te verrichten. Wel heeft hij toen een melding geschreven.
Toen er de volgende ochtend inderdaad lege drankflessen werden gevonden, zijn de betrokken gedetineerden door de directie gehoord en gesanctioneerd. Vervolgens is er een verslag op naam opgesteld. De stelling van de gedetineerdendat men van niets wist en volledig verrast was toen men bij de directie moest komen is ongeloofwaardig. De waarschuwing die ze de avond daarvoor van het betreffende personeelslid al hadden gekregen liet niets aan duidelijkheid tewensen over en moet ook in procedurele zin worden gezien als een aanzegging.
Tijdens het horen gaven de betrokken gedetineerden toe dat er drank was gebruikt. Ook gaven zij toe daarbij aanwezig te zijn geweest, maar zij ontkenden allemaal zèlf te hebben gedronken. Ook dit is ongeloofwaardig. Bovendien wetenze dat men zich in zo'n geval dient te distantiëren van het gebeuren door bijvoorbeeld naar de eigen kamer gedaan. Geen van de betrokkenen heeft dat gedaan. Ze zijn er gezellig bij blijven zitten en enkelen, waaronder verzoeker,moesten om 23.00 uur – het einde van het programma – zelfs gemaand worden naar de eigen kamer te gaan.

2. De beoordeling
Uit de inlichtingen van de secretaris van voormelde beklagcommissie komt naar voren dat (nog) geen klaagschrift van verzoeker is ontvangen. Verzoeker heeft in zijn schorsingsverzoek te kennen gegeven op 28 december 2001 eenklaagschrift te hebben ingediend. De ervaring leert dat het enige dagen kan duren voor een klaagschrift bij de beklagcommissie ontvangen is. Gezien het voorstaande acht de voorzitter aannemelijk dat een klaagschrift is ingediendzodat verzoeker zal worden ontvangen in zijn verzoek.

De voorzitter stelt voorop dat in het kader van het verzoek om schorsing van de tenuitvoerlegging van een beslissing van de directeur slechts ruimte bestaat voor een voorlopige beoordeling en dat de zaak niet ten gronde kan wordenonderzocht en beslist.
Met betrekking tot het deel van het schorsingsverzoek dat de intrekking van drie uur van het weekendverlof betreft overweegt de voorzitter dat, nu deze beslissing afliep op 30 december 2001, verzoeker geen belang meer heeft bij eentoewijzing van het verzoek. Het verzoek zal derhalve op dit onderdeel worden afgewezen.
Met betrekking tot het gedurende twee weken niet meer mee mogen naar winkelcentrum Dukenburg overweegt de voorzitter het volgende.
Artikel 50, eerste lid, van de PBW bepaalt dat indien een ambtenaar of medewerker constateert dat een gedetineerde betrokken is bij feiten die onverenigbaar zijn met de orde of de veiligheid in de inrichting dan wel met deongestoorde tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming en hij voornemens is daarover aan de directeur schriftelijk verslag te doen, hij dit de gedetineerde mededeelt.
Vast is komen te staan dat op de betreffende avond aan de gedetineerden is medegedeeld dat er een verslag opgemaakt zou worden indien de volgende dag verboden zaken aangetroffen zouden worden. Op het moment dat er daadwerkelijkverboden zaken gevonden werden, is niet aan verzoeker medegedeeld dat deze zaken gevonden waren en dat hiervan een verslag zou worden opgemaakt. Bovendien heeft de directeur aangegeven dat er nà het sanctioneren van verzoeker eenverslag is opgesteld.
Naar het voorlopig oordeel van de voorzitter is, gelet op het voorgaande, niet aannemelijk geworden dat er voorafgaande aan de strafoplegging een – door artikel 50, eerste lid, van de PBW voorgeschreven – mededeling aan verzoeker isgedaan dat er een schriftelijk verslag opgemaakt zou worden of opgemaakt was. De beslissing tot het aan verzoeker opleggen van deze disciplinaire straf is naar het voorlopig oordeel van de voorzitter dan ook genomen in strijd met dedaarvoor geldende, dwingend voorgeschreven regels.
Het verzoek zal daarom in zoverre worden toegewezen.

3. De uitspraak
De voorzitter wijst het verzoek, voorzover dit de inkorting van het weekendverlof met drie uur betreft, af en wijst het verzoek voor het overige toe. Hij schorst dit deel van de beslissing van de directeur met onmiddellijke ingang.

Aldus gedaan door mr. J. Lamens, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. M. Vodegel, secretaris, op 3 januari 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven