Nummer: 11/4366/GB
Betreft: [klager] datum: 13 februari 2012
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door [...], namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 5 december 2011 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 14 januari 2010 gedetineerd. Hij verblijft in de gevangenis van de locatie De Schie te Rotterdam, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Volgens klager wordt in de bestreden beslissing onvoldoende dan wel op onjuiste gronden gemotiveerd waarom hij niet in aanmerking komt voor overplaatsing naar een b.b.i. Het is volgens klager
onbegrijpelijk dat wordt gesteld dat hij een veelpleger is gelet op het aantal pagina’s van het uittreksel van het Justitieel Documentatieregister. Hij is namelijk nog niet onherroepelijk veroordeeld. Dat klager zich op zijn zwijgrecht beroept, kan en
mag op geen enkele wijze bijdragen aan een dergelijke conclusie. De selectiefunctionaris heeft immers expliciet het standpunt ingenomen dat de omstandigheid dat klager een zwijgende, ontkennende verdachte is, niet aan detentiefasering in de weg zou
moeten staan. Tevens is volgens klager sprake van tegenstrijdige conclusies. In de bestreden beslissing stelt de selectiefunctionaris dat er sprake is van recidivegevaar en in de reactie op het beroepschrift stelt de selectiefunctionaris dat het
recidiverisico niet kan worden ingeschat. Verder voert klager aan dat een medeverdachte in de strafzaak van klager, aan wie een hogere straf is opgelegd, reeds in een zeer beperkt beveiligde inrichting is geplaatst. Ten slotte wijst klager op zijn
bereidheid om mee te werken aan een Terugdringen Recidive (TR)-traject. Hij heeft veertien maanden geleden al een instemmingverklaring getekend. Er zijn al twee onderdelen van het TR-plan voltooid, namelijk het in kaart brengen van twee criminogene
factoren. Ook is het verlofadres, bij klagers ouders, geschikt bevonden. Vanaf 23 maart 2011 kwam hij al in aanmerking voor overplaatsing naar een b.b.i. en vanaf 14 januari 2012 kwam hij zelfs al in aanmerking voor deelname aan een penitentiair
programma. Klager heeft zich in de inrichting goed gedragen en er staan inmiddels geen Lex Mulder-zaken meer open.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Het Openbaar Ministerie (OM) heeft negatief geadviseerd ten aanzien van het verlenen van vrijheden in verband met het recidivegevaar. Hierbij werd door het OM vermeld dat klager een notoire veelpleger is. Omdat dit door het OM niet nader werd
onderbouwd, is een uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister opgevraagd. Volgens de selectiefunctionaris heeft het OM, het geheel overziend, terecht geoordeeld dat klager een veelpleger is. De selectiefunctionaris acht het noodzakelijk dat
eerst wordt gekeken naar te plegen interventies om recidivegevaar in te perken alvorens aan klager vrijheden worden verleend. Verder geeft klager aan bereid te zijn om mee te werken aan TR, maar beroept hij zich tegelijkertijd op zijn zwijgrecht omdat
er nog geen uitspraak is gedaan in hoger beroep. Gelet hierop heeft de directeur van de locatie De Schie in het selectieadvies negatief geadviseerd ten aanzien van klagers overplaatsing naar een b.b.i. Omdat er geen recidiverisico kan worden ingeschat
op basis van de RISc en er daarom geen interventies kunnen worden geïndiceerd, heeft de selectiefunctionaris besloten conform genoemde adviezen en is klagers verzoek afgewezen.
4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk
risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.
4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 12 september 2000, nr. 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.
4.3. De op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie neemt hierbij in aanmerking
dat uit het selectieadvies van 11 november 2011 volgt dat de reclassering geen inschatting kan maken van het recidiverisico en het risico op het onttrekken aan voorwaarden, omdat klager, die in eerste instantie voor een lange reeks (vermogens)delicten
onder meer tot vier jaar gevangenisstraf is veroordeeld, zich beroept op zijn zwijgrecht. Hierdoor kunnen er vooralsnog geen interventies in het kader van TR worden geïndiceerd. Tevens neemt de beroepscommissie hierbij het negatieve advies van het OM
in
aanmerking en de omstandigheid dat klager nog geen verlof buiten de inrichting heeft genoten. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard. Voor het doen horen van klager, zoals verzocht, acht de beroepscommissie geen gronden aanwezig, nu zij
zich
voldoende voorgelicht acht door de inhoud van de voorhanden stukken.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, mr. L.M. Moerings en dr. J.P.S. Fiselier, leden, in
tegenwoordigheid van mr. M.L. Koster, secretaris, op 13 februari 2012
secretaris voorzitter