Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/0080/JA, 8 april 2002, beroep
Uitspraakdatum:08-04-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/80/JA

betreft: [klager] datum: 8 april 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 74, tweede lid, van de Beginselenwet justitiële jeugdinrichtingen (Bjj) heeft kennis genomen van een op 3 januari 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de justitiële jeugdinrichting (j.j.i.) De Hartelborgt te Spijkenisse,

gericht tegen een uitspraak d.d. 19 december 2001 van de beklagcommissie bij voormelde j.j.i., gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 4 februari 2002, gehouden in de j.j.i. Eikenstein te Zeist, zijn gehoord [...], waarnemend pedagogisch directeur en mevrouw [...], juridisch medewerker, alsmede klager.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het verblijf in de groep gedurende minder uren dan het in de Bjj bepaalde minimumaantal, wegens verblijf op de FOBA/VIC-afdeling en personeelsgebrek.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven en heeft de aan klager ten laste van de inrichting toekomende tegemoetkoming bepaald op € 2,25 per dag, wekelijks uit tekeren voor iedere dag vanaf 7 september 2001 dat klager wegens structureel gebrek aan en/of ziekte van personeel uitgesloten is van verblijf in de groep tot het moment waarop is voldaan aan het voorgeschreven aantal uren dat dejeugdige volgens de wet in de groep dient te verblijven.

2. De standpunten van de directeur en klager
Door en namens de directeur is in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
In de eerste plaats is er het procedurele bezwaar dat de beklagcommissie de wettelijke termijn voor het doen van een uitspraak fors heeft overschreden.
In de tweede plaats is niet bekend wanneer de uitspraak d.d. 19 december 2001 is ingekomen in de inrichting. De directeur heeft op 27 december 2001 kennis ervan genomen.
Bij de inwerkingtreding van de Bjj op 1 september 2001 is de inrichting overvallen door de hoge norm van ten minste twaalf uren per dag gedurende de week verblijf van de jeugdigen in de groep. Afgezien van het feit dat niet van deene op de andere dag een omslag in de toepassing van de regelgeving kan zijn bewerkstelligd, gelet op de problematische personele situatie en de Arbeidstijdenwet met onder meer een pauzeregeling is minimaal twaalf uur verblijf in degroep een te zware eis, die overigens ook geldt voor bijzondere afdelingen met een meer gekwalificeerd team, een gestructureerder programma en kleinere groepen, zoals de FOBA, de VIC- en IC-afdelingen. Op de FOBA, internonderscheiden in een VIC- en IC-afdeling, verblijven in een crisissituatie verkerende jeugdigen, in het algemeen gedurende maximaal drie maanden, terwijl aldaar in het kader van behandeling tevens aanvullende diagnostiek enbehandeladvisering mogelijk zijn. Geruime tijd voor de inwerkingtreding van de Bjj heeft de inrichting besprekingen gevoerd met het departement over het aantal uren dat jeugdigen van voornoemde afdelingen ten minste in de groepverblijven. Nog niet in reparatiewetgeving vastgelegd, maar wel toegezegd is dat dat aantal uren voor op intensieve zorg- en intensieve behandelafdelingen verblijvende jeugdigen zal worden teruggebracht. Klager verbleef op de FOBA,alwaar jeugdigen individueel worden bejegend en gedurende een gering aantal uren in een zeer kleine groep verblijven.
De bezwaren tegen de door de beklagcommissie vastgestelde geldelijke tegemoetkoming zijn de volgende. Er is pedagogisch verantwoorder en in het verlengde van de ongewenste beslissingen gelegen compensatie denkbaar, zoals extra sportof in het weekend meer dan acht en een half uur verblijf in de groep. Daarnaast bedraagt de tegemoetkoming bijna het drievoudige van het zakgeld. In maatschappelijke termen mag het bedrag dan niet groot zijn, voor de inrichtingbetekent het minder en voor de jeugdige meer bestedingsruimte. Vooralsnog lijkt uitkering van de tegemoetkoming zonder uitstel te zullen plaatsvinden, hoewel de inrichting zich daarover nog niet heeft beraden. Erkend wordt dat eentegemoetkoming van financiële aard als drukmiddel kan fungeren voor zowel het departement als de inrichting, zij het dat zij die prikkel niet behoeft. Sinds twee à drie maanden lukt het dankzij de verhoogde inspanning totpersoneelswerving en grotere creativiteit beter te komen tot een zo volledig mogelijk dagprogramma. De directeur is overigens van oordeel, dat de individuele jeugdige telkenmale middels een klaagschrift een schending van zijn rechtop verblijf gedurende het wettelijk voorgeschreven aantal uren dient te concretiseren, alsmede iedere gestelde schending per geval per dag te bewijzen.

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Hij verbleef aanvankelijk op de FOBA/VIC-afdeling Anker en vervolgens op de FOBA/IC-afdeling Schoot, op welke laatste afdeling hij meer in de groep verbleef dan op Anker. Hij zat daar uiteindelijk in de hoogste fase en mocht met hetgehele programma meedoen. Sedert eind december was de groep 's avonds open. Hij heeft in de inrichting geen dag beleefd, waarop hij twaalf uur van zijn kamer is geweest, het wettelijk minimum. Zolang de wet niet is gewijzigd, zal dedirecteur zich daaraan moeten houden.
Klager heeft op 2 januari 2002 de directeur aangesproken op de uitbetaling van de door de beklagcommissie vastgestelde tegemoetkoming. De daardoor geïrriteerde directeur ging de volgende dag in beroep. Enkele weken geleden is klagerin de j.j.i. De Ley te Vught geplaatst. Hij heeft intussen brieven uitgestuurd met zijn berekening van de door de beklagcommissie vastgestelde tegemoetkoming. Deze bedraagt naar de mening van klager € 365,= totaal. Nu hij vandaagten behoeve van de zitting de gehele morgen in een zeer kleine ruimte heeft moeten doorbrengen acht hij een verdubbeling van dat bedrag op zijn plaats.

3. De beoordeling
Met betrekking tot de ontvankelijkheid van het beroep houdt de beroepscommissie het ervoor dat de directeur het beroep overeenkomstig artikel 74, eerste lid, Bjj tijdig heeft ingesteld, zodat hij ontvangen zal worden in zijn beroep.Daarbij overweegt zij dat een afschrift van de uitspraak van de beklagcommissie op 19 december 2001 per post naar de inrichting is verzonden, dat op deze envelop een poststempel ontbreekt, alsmede dat de postverwerking en- bezorgingin deze periode onzeker zijn, zodat niet onaannemelijk is dat de directeur eerst op 27 december 2001 het afschrift van de uitspraak van de beklagcommissie heeft ontvangen.

Het beklag is gericht tegen het bij voortduring gedurende minder uren in de groep verblijven dan de Bjj voorschrijft, wegens verblijf op de FOBA-/VIC-afdeling, alsmede de uitsluiting van verblijf in de groep na 16.00 uur wegenspersoneelstekort.
Klager is op of omstreeks 18 april 2001 op de FOBA/VIC-afdeling Anker geplaatst, met ingang van 1 september 2001 bij het bestemmingsbesluit d.d. 31 augustus 2001 aangewezen als jongensafdeling voor bijzondere opvang, te wetenintensieve zorg. Blijkens de stukken hebben aan deze plaatsing het door de psychiater in opleiding van de Forensisch Psychiatrische Dienst geconstateerde psychotische toestandsbeeld, dreigende automutilatie, alsmede de behoefte aanobservatie en onderzoek van klager ten grondslag gelegen.

Uitgangspunt van de Bjj, vastgelegd in artikel 22, is dat de jeugdige als regel in de groep verblijft. Blijkens de Memorie van toelichting bij de Bjj zijn op deze hoofdregel uitzonderingen mogelijk, zoals structurele uitsluiting enbeperking op grond van persoonlijke factoren, in welk geval een beslissing ex artikel 23, derde en vierde lid, Bjj genomen wordt.
Vaststaat dat de wet thans, zolang de voorgestelde wijziging van de Bjj in verband met afdelingen voor intensieve zorg en intensieve behandeling nog niet van kracht is, geen ruimte biedt om klager op grond van zijn verblijf in deFOBA zonder meer in afwijking van artikel 22 Bjj gedurende een aantal uren per dag uit te sluiten van verblijf in de groep. Niet gebleken is dat de directeur heeft voldaan aan formele vereisten in dezen, te weten het nemen van eenklager betreffende beslissing hem voor ten hoogste een week uit te sluiten van verblijf in de groep en van deelname aan gemeenschappelijke activiteiten, het telkens verlengen van deze beslissing voor de duur van een week, het horenvan klager over en het schriftelijk mededelen van deze beslissingen.
Voorts heeft de directeur erkend dat klager daarenboven meer uren dan zijn dagprogramma toelaat op zijn kamer heeft moeten verblijven wegens het structurele tekort aan inzetbaar personeel.
Het vorenstaande leidt er toe dat het beroep voorzover dat betrekking heeft op het verblijf in de groep gedurende minder uren dan het wettelijk bepaalde minimumaantal wegens verblijf op de FOBA/VIC-afdeling en wegens structureelpersoneelstekort ongegrond zal worden verklaard.

Met betrekking tot de beslissing inzake de tegemoetkoming overweegt de beroepscommissie als volgt.
De beklagcommissie heeft de tegemoetkoming ex artikel 73, zevende lid, Bjj als onder 1. geformuleerd vastgesteld. In de Memorie van toelichting bij de Bjj worden ingeval van toekenning van een tegemoetkoming twee vormen vancompensatie genoemd, in de eerste plaats de geldelijke tegemoetkoming en in de tweede plaats de toekenning van extra faciliteiten, zoals luchten en bezoek. Naar het oordeel van de beroepscommissie is, gelet op de reeds gedurendeenkele jaren voortdurende, structurele personeelsproblematiek in de inrichting, ten gevolge waarvan de jeugdigen niet gedurende het wettelijk bepaalde aantal uren in de groep verblijven, een geldelijke tegemoetkoming aangewezen enwordt juist om diezelfde reden het toekennen van extra faciliteiten, waarvoor personeel beschikbaar dient te zijn, niet opportuun geacht.
In het onderhavige geval dient, het vorenstaande in onderling verband en samenhang bezien, aan klager voor iedere week vanaf 7 september 2001, dat hij wegens zijn verblijf op een afdeling met de formele bestemming van intensievezorgafdeling niet het in artikel 22 Bjj bepaalde aantal uren in de groep heeft verbleven en de directeur voornoemde formele vereisten niet heeft nageleefd, een geldelijke tegemoetkoming van € 2,50 per week te worden toegekend.Daarnaast dient aan klager voor iedere dag dat hij vanaf 7 september 2001 wegens het structurele personeelstekort minder uren in de groep heeft verbleven dan het in zijn dagprogramma bepaalde aantal, tot aan klagers overplaatsingnaar De Ley, een geldelijke tegemoetkoming van € 2,25 per dag te worden toegekend. De uitkering van de tegemoetkoming zal bij het definitieve verlaten van de inrichting door de jeugdige aan hem moeten worden uitbetaald teneindegrote verschillen in de financiële positie van jeugdigen tijdens hun verblijf in de inrichting te voorkomen.
Tot slot merkt de beroepscommissie nog op dat zij het oordeel van de directeur dat terzake van iedere uitsluiting van verblijf in de groep onder de voornoemde omstandigheden een klaagschrift dient te worden ingediend niet tot hethare maakt.
Het beroep zal voorzover dat betrekking heeft op de geldelijke tegemoetkoming zal gegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep voorzover dat betrekking heeft op het verblijf in de groep gedurende minder uren dan het wettelijk bepaalde minimumaantal, wegens verblijf op de FOBA/VIC-afdeling en structureelpersoneelsgebrek ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
De beroepscommissie verklaart het beroep voorzover dat betrekking heeft op de tegemoetkoming gegrond, vernietigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
Zij bepaalt de aan klager toekomende tegemoetkoming op € 2,50 per week voor iedere week vanaf 7 september 2001, dat hij wegens verblijf op een afdeling met de formele bestemming van intensieve zorgafdeling zonder een beslissing vande directeur ex artikel 23, derde en vierde lid, Bjj niet het wettelijk bepaalde aantal uren in de groep heeft verbleven.
Zij bepaalt de aan klager toekomende tegemoetkoming op € 2,25 per dag voor iedere dag dat hij vanaf 7 september 2001 wegens het structurele personeelstekort minder uren in de groep heeft verbleven dan het in zijn dagprogrammabepaalde aantal.

Deze uitspraak is gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.A.C. Bartels, voorzitter, mr. F.G.A. ten Siethoff en drs. H.P.J. Vos, leden, in tegenwoordigheid van mr. E. van der Waal-van der Linden, secretaris, op8 april 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven