Onderwerp: Bezoek-historie

Richtlijn tuchtsepot (code 20) voor gevallen als bedoeld in art. 79 Wet militair tuchtrecht
Geldigheid:15-10-2001 t/m Status: Geldig vandaag

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Richtlijn tuchtsepot (code 20) voor gevallen als bedoeld in art. 79 Wet militair tuchtrecht

(De aanwijzingen staan hier)

Vastgesteld door de hoofdofficier van justitie bij de arrondissementsrechtbank Arnhem, bij beschikking van nr. BD2001/3301, d.d. 15 oktober 2001.

1. Inleiding

Deze richtlijn bevat de regeling met betrekking tot het seponeren van strafbare feiten ter zake van het bepaalde in artikel 79 WMT zodat de commandant de tuchtrechtelijke pendant kan afdoen.

Definitie Het tuchtsepot is de beslissing, welbewust genomen door een daartoe bevoegde functionaris van justitie, om m.b.t. een strafbaar feit waarvan enige gegevens zijn vastgelegd en waarover deze functionaris heeft overlegd met de tot aangifte verplichte commandant, af te zien van het opmaken van proces-verbaal.

Sepotgrond Voor het toepassen van artikel 79 WMT wordt gebruik gemaakt van de sepotcode 20 (d.i. ander dan strafrechtelijk ingrijpen prevaleert).

In artikel 79 WMT is de mogelijkheid geregeld om te beslissen dat van een door de commandant aangegeven strafbaar feit - de strafbare feiten zijn limitatief opgesomd - geen (verder) proces-verbaal te doen opmaken, maar het feit als schending van een gedragsregel ter afdoening te laten aan die commandant. Het artikel luidt als volgt:

Artikel 79 WMT

  1. Indien een gedraging naar het oordeel van de commandant een van de strafbare feiten oplevert omschreven in de artikelen 267, aanhef en onder 1e en 2e, 300, eerste lid, 310, 311, aanhef en onder 4e en 5e, 321 of 350 van het Wetboek van Strafrecht of omschreven in de artikelen 96, aanhef en onder 2e en 3e, 98, aanhef en onder 2e, 166 of 169 van het Wetboek van Militair Strafrecht met dien verstande dat de duur van de in de artikelen 96 en 98 van het Wetboek van Militair Strafrecht genoemde ongeoorloofde afwezigheid ten hoogste acht dagen is en het openbaar ministerie bij het in artikel 81, eerste lid, bedoelde gerecht de commandant mededeelt dat het voorshands instemt met tuchtrechtelijke afdoening, kan de commandant een beschuldiging uitreiken, voorzover de gedraging tevens de schending van een gedragsregel van deze wet inhoudt. Van de mededeling van het openbaar ministerie wordt aantekening gedaan in het stuk, bedoeld in artikel 76, eerste lid.
  2. De commandant zendt na het einde van het tuchtproces in eerste aanleg bericht omtrent de afloop daarvan aan het openbaar ministerie van het in artikel 81, eerste lid, bedoelde gerecht.
  3. De toepassing van het bepaalde in het eerste lid doet niet af aan het formele recht tot strafvordering van het openbaar ministerie. Indien het strafbare feit wordt afgedaan met toepassing van artikel 74 van het Wetboek van Strafrecht of indien een vervolging ter zake leidt tot een schuldigverklaring door de rechter, wordt bij het stellen van voorwaarden onderscheidenlijk bij de oplegging van een straf rekening gehouden met de wegens de schending van een gedragsregel van deze wet opgelegde straf."

Hierdoor wordt voor de commandant de mogelijkheid geopend om, na een sepot, tegen deze in principe binnen het strafrecht vallende gedragingen, die niettemin een nadelig effect kunnen hebben op de sfeer binnen de militaire leefgemeenschap, toch tuchtrechtelijk te kunnen optreden. In deze richtlijn worden de basisprincipes en voorwaarden behandeld die aanwezig en/of vervuld dienen te zijn om te beslissen dat (verder) opmaken van een volledig proces-verbaal (d.w.z. een proces-verbaal als resultaat van een afgerond opsporingsonderzoek) door de opsporingsambtenaar achterwege kan blijven en dientengevolge de tuchtrechtelijke afdoening in handen van de commandant gesteld wordt.

2. Bevoegdheid

De bevoegdheid tot het nemen van de beslissing om geen volledig proces-verbaal te doen opmaken is voorbehouden aan het openbaar ministerie te Arnhem en binnen hun gezagsgebied de officier van justitie belast met militaire zaken bij het openbaar ministerie van de Nederlandse Antillen of bij het openbaar ministerie van Aruba.

3. Contact met het openbaar ministerie

3.1

3.2 Het openbaar ministerie bepaalt of en zo ja welke verdere handelingen nog verricht moeten worden.

3.3
  • algemeen telefoon nummer: 026 - 359 3625; fax: 026 –3593699
  • parketsecretaris 1: 026 - 359 3630 (gebied Gr, Fr, Dr, Seedorf, vml Joegoslavië/Balkan)
  • parketsecretaris 2: 026 - 359 3620 (gebied Nb, L, Nh, Ut, Zh, Z, Marine)
  • parketsecretaris 3: 026 - 359 3624 (gebied Gld, Ov, Fl, overig buitenland)
  • verbindingsofficier voor de krijgsmacht: 026 - 359 3618 of 3631
  • week/piket ovj: 06 - 54375760

b. postadres:

Arrondissemenstparket Arnhem BWT/Militaire zaken Walburgstraat 2-4 Postbus 9032 6800 EP Arnhem

De commandant dient hierbij gebruik te maken van het standaard proces-verbaal (opgenomen als bijlage 4).

4. De beslissing

4.1
  • slechts door de commandant in persoon aangifte wordt / is gedaan; N.B. Indien de aangifte (mede) geschiedt door de aangever/benadeelde als privé~persoon wordt proces-verbaal opgemaakt. Dat wil zeggen dat indien de commandant mede besluit om aangifte te doen van een hem ter kennis gekomen strafbaar feit - zoals bedoeld in artikel 79 WMT - en van welk strafbaar feit een ander als aangever/slachtoffer/benadeelde reeds of tevens aangifte heeft gedaan, altijd onverwijld volledig p.v. wordt opgemaakt en wordt ingezonden aan de officier van justitie (ovj) te Arnhem (militaire zaken). Van een tuchtsepot en afdoening op basis van artikel kan dan geen sprake meer zijn.
  • de aangifte een strafbaar feit betreft zoals omschreven in artikel 79 WMT;
  • de vermoedelijke (militaire) dader(s) bekend is/zijn;
  • het feit van lichte aard is (zie punt 7);
  • er tevens sprake is van een schending van een gedragsregel omschreven in de WMT (een tuchtrechtelijke pendant) aanwezig is.
4.2
  • indien de verdachte ontkent en overigens voldoende wettig bewijs voorhanden is, wordt toepassing van artikel 79 WMT uitgesloten;
  • in het algemeen geldt dat in geval van schade de vergoeding daarvan heeft plaatsgehad danwel een reële schaderegeling(sprocedure) is getroffen of in gang is gezet;
  • recidive betreffende eenzelfde of soortgelijk feit sluit toepassing van artikel 79 WMT niet uit. Bedacht dient echter te worden dat op grond van recidive deze wijze van afdoening mogelijk niet langer een passende reactie op het gepleegde strafbare feit is. In een dergelijk geval zou een transactieaanbod, vastgesteld door de ovj in (telefonisch) overleg, een snel en goed alternatief kunnen zijn;
  • verdachte moet - indien er sprake is van diefstal/verduistering - vrijwillig afstand doen t.o.v. de commandant en ten behoeve van de rechthebbende; indien niet vrijwillig afstand wordt gedaan, dient een volledig p.v. te worden opgemaakt. N.B. De commandant kan zaken innemen c.q. in beslag nemen (artikel 103 WMT en artikel 94 e.v Sv);

bijzondere aandacht moet bestaan voor die gevallen waarin het de officier van justitie als merkwaardig voorkomt dat niet de benadeelde c.q. het slachtoffer aangifte of klachte komt doen, maar alleen de commandant vanuit zijn verantwoordelijkheid, o.g.v. artikel 78 WMT. Geweldsdelicten c.q. groepsterreur richting de "zwakke" in de militaire samenleving kunnen aan de orde zijn.

4.3 Pas na de vaststelling dat aan de onder 4.1. genoemde criteria is voldaan, de situatie van medeaangifte zich niet voordoet en de omstandigheden genoemd onder 4.3. niet aan de orde zijn, beslist de officier van justitie dat (verder) geen proces-verbaal moet worden opgemaakt door de opsporingsambtenaar.

N.B. Indien echter alsnog aangifte door benadeelde wordt gedaan, dient tot het opmaken en insturen van een volledig proces-verbaal te worden overgegaan. De commandant wordt hieromtrent onverwijld in kennis gesteld teneinde tuchtrechtelijke afdoening - indien nog niet geschied- te voorkomen.

4.4

4.5 Indien geen machtiging wordt verleend moet de commandant ingevolge artikel 78 WMT onverwijld aangifte doen bij de KMar.

5. De (verdere) afdoening

5.1
  • een afschrift van het straffenformulier
  • overige vereiste bescheiden van de tuchtafdoening.

Op het straffenformulier maakt de commandant melding van de machtiging van het OM (Tekst: "afgedaan ingevolge machtiging OM d.d. ..., parketnummer ").

5.2 Aan de commandant Brigade KMar onder wie de commandant ressorteert zendt de commandant onverwijld een afschrift van het straffenformulier

5.3

Indien de ovj alsnog tot een "andere" justitiële reactie beslist (ex art. 79 lid 3 WMT), draagt hij de brigadecommandant onder wie de commandant ressorteert op alsnog volledig pv op te (doen) maken.

6. De aard van het strafbare feit en de tuchtrechtelijke pendant

6.1

Bij elke afweging of het een 79 WMT-feit is dienen als factoren in overweging genomen te worden: de geringe ernst van het feit, de aard van het geschonden rechtsbelang en de mate waarin daarop inbreuk is gemaakt doet een andere dan strafrechtelijke afdoening prevaleren. Afwegingsfactoren hierbij zijn:

  1. de persoon van de dader (doorgaand gedrag/recidive);
  2. de intentie en het raffinement waarmee het delict is gepleegd;
  3. de uitwerking van het feit op de militaire samenleving.

Het moet duidelijk zijn dat de (militaire) rechtsorde niet ernstig is geschonden.

Aanwijzingen daarvoor kunnen zijn:

  • dat men doorgaans in de dienst aan een dergelijk voorval niet zwaar tilt en ook de benadeelde/het slachtoffer in casu zulks niet doet;
  • de omstandigheden waaronder het feit wordt gepleegd; zo kunnen bijv. wachtdiensten en oefenomstandigheden een contra indicatie opleveren;
  • de wijze waarop de militaire overheid in het algemeen de gevolgen van feiten als de onderhavige tegemoet treedt; bijv. niet of slechts een gematigd schadeverhaal toepast, volgens een vastgestelde regeling;
  • spontane excuses en/of schadevergoeding c.q. -regeling.
6.2

Het feit is ook aan te merken als een schending van een gedragsregel als omschreven in de Wet Militair Tuchtrecht.

7. De in artikel 79 WMT genoemde strafbare feiten

Overleg tussen de ovj te Arnhem (militaire zaken) en de commandant zal mede kunnen dienen om tot aanpassing of verfijning van onderhavige richtlijn te komen. In onderstaande voorbeelden zijn artikelsgewijs enige indicatoren aangegeven die kunnen bijdragen tot een juiste beslissing omtrent de vraag of er sprake is van een geval waarin artikel 79 WMT kan worden toegepast:

t.a.v. Artikel 267 Sr

  • gering/eenvoudig karakter van de belediging;
  • niet als kwetsend ervaren door de beledigde;
  • ordinaire ruzie of verbale agressie tussen meerdere en mindere;
  • verhouding tussen de betrokken partijen is geregeld;
  • spontaan verlies van zelfbeheersing;
  • het feit is door de beledigde zelf uitgelokt;

t.a.v. Artikel 300 Sr

  • een spontaan verlies van zelfbeheersing; gebruik van een slag- of stootwapen door de dader geldt hierbij als contra-indicatie.
  • de mishandélde wenst geen aangifte te doen omdat hij het feit als afgedaan beschouwt;
  • geen letsel of letsel van zeer geringe aard; geen behoefte tot consultatie van een arts;
  • provocatie van de mishandelde;

t.a.v. Artikel 310 c.q. 310 jo 311 S cq. 321 Sr

  • geringe waarde van het ontvreemde of verduisterde goed (tot omstreeks f 100 € 46);
  • teruggave of schaderegeling m.b.t. het voorwerp van het delict heeft plaatsgevonden;
  • een op zich staand feit (geen stelselmatigheid) dat niet tot verdere schadevergoeding aanleiding geeft (NB. Bij inbraak in een PSU-kast is sprake van meerdere benadeelden);
  • een verduisterd goed/bedrag in beginsel niet toegeëigend in de zogenaamde vertrouwensfuncties (zoals barkeeper/beheerder (prive)geldfonds van eenheid / chauffeur / hulpbeheerder);
  • de privé eigenaar/benadeelde beschouwt de zaak als afgedaan;
  • geen sprake van een op de diefstal volgende heling van het ontvreemde goed;
  • het feit is de dader als het ware "overkomen";

NB.: Duidelijk moge zijn dat indien sprake is van echte chambreediefstal (denk ook aan PSU-goederen) of diefstal van defensie-uitrustingsstukken in ruime zin of bij gebruikmaking van min of meer professionele braakmethoden, het feit niet voor tuchtrechtelijke afdoening in aanmerking komt en de commandant aangifte moet doen bij de KMar.

t.a.v. Artikel 350 Sr

  • schade van geringe aard te denken valt aan een schadebedrag van niet meer dan f 100 € 46);
  • spontaan verlies van zelfbeheersing of lichte baldadigheid; - schade vergoed c.q. schaderegeling getroffen;
  • door benadeelde zelf uitgelokt.

t.a.v. Artikel 96 c.q. 98 WMSr

  • het gaat bij het 2e lid om OA tot ten hoogste 8 dagen;
  • bij het 3e lid is het niet het tijdselement dat van betekenis is, maar de ernst van het geval; moet het schip/ de eenheid wachten; wanneer kon de militair zich weer bij de eenheid voegen; welke inspanningen vergde dit van de organisatie; moet de militair zelf de kosten dragen van de reis/verblijf naar/in het buitenland; functie;
  • duidelijk zal moeten zijn dat er geen sprake is van het zogenaamde "criterium" (schade aan / schade te duchten voor oefening/operatie).

t.a.v. Artikel 166 WMSr

  • tijdens het verrichten van dienst afwijken van de route voor andere dan dienstaangelegenheden cq opdracht daartoe geven
  • de gedraging vindt plaats op een terrein in gebruik bij of ten behoeve van het ministerie van defensie tijdens de dienst;
  • het zonder toestemming (eenmalig) gebruiken van dienstauto voor woon-werkverkeer;
  • geen schade toegebracht aan het voertuig om het voertuig onder zich te verkrijgen;
  • schade is / wordt vergoed of verhaald via de beleidsregel schadeverhaal (MP31-110 reg. nr. 1140) (schade bedraagt niet meer dan ƒ 100 € 46) (voor een indicatie t.a.v. de kilometervergoeding kan worden bijvoorbeeld worden geraadpleegd de Tarievenlijst KL 1997 of een vergelijkbare lijst van ander krijgsmachtdeel);
  • contra-indicatie: drankgebruik; op de kazerne buiten dienst; buiten de kazerne en buiten dienst; geen (militair) rijbewijs; niet van toepassing op (lucht)vaartuig, tenzij sloep of schouw; schade / letsel aan derden.

t.a.v. Artikel 169 WMSr

  • de gedraging vindt plaats op een terrein in gebruik bij of ten behoeve van het ministerie van defensie (het betreft dan veelal de toepassing van de verkeersregeling defensie m.n. parkeer-perikelen; rijden zonder militair rijbewijs terwijl wel een civiel rijbewijs voor de categorie aanwezig is (dit geldt niet indien sprake is van een categorie genoemd in artikel 25 Verkeersregeling defensie);
  • snelheidsovertredingen buiten de kazerne / buiten militaire terreinen op basis van nadere regels gesteld door de militaire autoriteiten (vgl. overtredingen in buitenlandse inzetgebieden);
  • geringe schade ontstaan aan alleen defensie materieel en schade is vergoed of wordt verhaald via de beleidsregeling schadeverhaal;
  • geen letsel of letsel van geringe aard (geen behoefte aan consulteren arts);
  • contra-indicatie: drankgebruik; schade /letsel aan derden (niet defensie-personeel).

Aanwijzingen, behorende bij de Richtlijn tuchtsepot voor gevallen als bedoeld in art. 79 Wet militair tuchtrecht

Gegeven door de hoofdofficier van justitie bij de arrondissementsrechtbank te Arnhem, bij brief van nr. BD2001/3301, d.d. 15 oktober 2001 aan de minister van Defensie.

1. Inleiding

De herziening van het militaire straf- en tuchtrecht per 1 januari 1991 heeft onder meer een scherpe scheiding van, enerzijds, het (militaire) strafrecht en, anderzijds, het (militaire) -tuchtrecht geïntroduceerd. Gevolg is dat na 1 januari 1991 strafbare feiten niet langer tuchtrechtelijk kunnen worden afgedaan en, als sequeel daarvan, de commandant ter zake geen bevoegdheden bezit. Daarmee behoort de categorie "oneigenlijke" krijgstuchtelijke vergrijpen tot het verleden.

Nu stelt de krijgsmacht uit hoofde van zijn taakstelling en hechte samenlevingsvorm specifieke eisen aan regulering van menselijk gedrag. In het kader van het straf- en tuchtrecht komt dit tot uiting in de behoefte aan sanctionering van gedragingen die, bij toepassing van het voor niet-militairen geldende stelsel, onbestraft zouden blijven (of in juridische termen, geseponeerd zouden worden).

De wetgever heeft aanleiding gezien om in een (beperkt) aantal gevallen in die behoefte te voorzien. Voor de commandant wordt de mogelijkheid geopend om, na sepot, tegen deze binnen het strafrecht vallende gedragingen die een nadelig effect hebben op de sfeer binnen de militaire leefgemeenschap, met tuchtrechtelijke straffen op te treden. Die bevoegdheid wordt in beginsel uitgeoefend onder preventief toezicht van de voor het vervolgingsbeleid verantwoordelijke instantie: het openbaar ministerie.

De strafbare feiten genoemd in art. 79 WMT kunnen voor sepot en, vervolgens, tuchtrechtelijke afdoening in aanmerking indien zij slechts een (zeer) geringe inbreuk op de (militaire) rechtsorde hebben veroorzaakt (van lichte aard zijn).

Beoordeling van de vraag of er termen aanwezig zijn voor een "tucht-sepot" levert geen problemen op wanneer men onder normale omstandigheden binnen het Koninkrijk of in het buitenland werkzaam is of oefent. Dit is anders indien dit niet het geval is, zoals aan boord van varende eenheden of bij detachementen. Gelet op de verstorende invloed van deze gedragingen op de leefsfeer van de eenheid en het, daaraan gekoppelde, belang van snelle afdoening, is het in die omstandigheden noodzakelijk dat de commandant deze toetsing kan verrichten.

Dit neemt niet weg dat toetsing door een functionaris bij het openbaar ministerie nadrukkelijk voorrang verdient. Slechts indien snelle toetsing door deze functionaris praktisch onmogelijk blijkt, zal de commandant van deze mogelijkheid gebruik mogen maken. Van deze beslissing zal hij achteraf verantwoording moeten afleggen.

2. Eenheden binnen het Koninkrijk en buiten het Koninkrijk voor zover redelijkerwijs binnen een etmaal contact kan worden gelegd met een functionaris bij het openbaar ministerie te Arnhem

2.1

2.2 Indien deze functionaris beslist (of door een andere functionaris van het openbaar ministerie namens de ovj wordt beslist of een nadere functionaris na overleg met de ovj diens beslissing meedeelt) dat geen (nader) proces-verbaal behoeft te worden opgemaakt wordt de commandant medegedeeld dat hij de zaak tuchtrechtelijk mag afdoen. De functionaris verstrekt de commandant een machtigingsnummer dat moet worden vermeld op het straffenformulier. De commandant vermeldt op het straffenformulier in rubriek 44: " afgedaan ingevolge machtiging OM d.d. ..., parketnummer …". De commandant kan het gedrag aan de tuchtrechtelijke pendant van het strafbare feit toetsen. Na afloop van het tuchtproces zendt hij zo spoedig mogelijk een kopie van het straffenformulier en de overige op de zaak betrekking hebbende stukken naar de officier van justitie. Een afschrift van het straffenformulier moet worden gezonden aan de commandant brigade KMar onder wie de commandant ressorteert.

2.3

N.B. Deze instructie vormt het uitgangspunt voor de praktische toepassing van art. 79 WMT: ook eenheden buiten het Koninkrijk dienen, zo enigszins mogelijk, deze procedure te hanteren. Alleen indien dit i.v.m. de geografische positie van de (varende) eenheid, niet mogelijk blijkt, wordt de hierna onder 3 geschetste instructie opportuun.

3. Eenheden buiten het Koninkrijk voor zover redelijkerwijs binnen een etmaal geen contact kan worden gelegd met de functionaris bij het openbaar ministerie te Arnhem

3.1

De geringe ernst van het feit is daarvoor een fundamentele voorwaarde: de aard van het geschonden rechtsbelang en de mate waarin daarop inbreuk is gemaakt doet een andere dan strafrechtelijke afdoening prevaleren.

Bij de beslissing neemt de commandant de punten 4 (m.u.v. 4.4.), 6 en 7 in acht.

3.2
  1. kan worden gekwalificeerd als een strafbaar feit genoemd in art. 79 WMT dat
  2. tevens een schending oplevert van een gedragsregel genoemd in, respectievelijk, de artikelen 20, 22, 36 en 39 WMT (waarbij dus, m.u.v. de artt. 36 en 39 WMT, uitsluitend feiten gepleegd op een militaire plaats of tijdens diensttijd een dergelijke schending opleveren) en
  3. de intermenselijke verhoudingen binnen de militaire leefgemeenschap verstoort indien een snelle en adequate tuchtrechtelijke reactie achterwege blijft,

kan hij terstond die gedraging aan tuchtrechtelijke toetsing onderwerpen. Na afloop van het tuchtproces doet hij de officier van justitie (bij de afdeling militaire zaken van het arrondissementsparket te Arnhem) zo spoedig mogelijk de volgende bescheiden toekomen:

  • een -verklaring commandant- (opgenomen als bijlage l),
  • een kopie van het straffenformulier en
  • (eventueel) overige op de zaak betrekking hebbende stukken

In verband met de bevoegdheid van de naasthogere meerdere om op grond van art. 81-3 WMT beroep in te stellen tegen de beslissing van de commandant, dient eerstgenoemde op gelijke wijze op de hoogte te worden gesteld.

N.B. een kopie van het straffenformulier wordt eveneens toegezonden aan de commandant van de brigade KMar onder wie de commandant ressorteert.

3.3

3.4 Indien het slachtoffer/benadeelde van een hierboven aangeduide, hem overkomen, gedraging in persoon (alsnog) aangifte doet, maakt de commandant - ook als hij besloten heeft, met name gelet op de verstoring van de interne orde, direct tuchtrechteiijk te reageren - een "verklaring commandant" op (bijlage 1) alsmede een proces-verbaal (bijlage 2). Deze stukken, in geval van tuchtrechtelijke afdoening aangevuld met de overige onder 3.2 genoemde bescheiden, zendt hij onverwijld op aan de officier van justitie en, indien opportuun, aan de naasthogere meerdere. Bij het (eventueel) alsnog toepassen van het formele recht tot strafvordering door het openbaar ministerie wordt door de officier van justitie, respectievelijk de rechter rekening gehouden met de wegens de schending van een gedragsregel van de WMT door de commandant opgelegde straf.


Bijlage 1

A/b Hr.Ms / eenheid

bij

De commandant van                                        :

verklaart hierbij dat ten name van

(naam, voorletters, rang van verdachte)         :

ter zake van (omschrijving van de gedraging) :

○ aangifte werd gedaan door                         :

○ (naam, voorletters, rang)                            :

○ registratienummer                                        :

○ op (datum, tijd)                                             :

○ te (plaats)                                                     :

 

○ geen aangifte werd gedaan

○ proces-verbaal is opgemaakt     (in bijlage gevoegd)

○ geen proces-verbaal is opgemaakt

○ tot tuchtrechtelijke afdoening is besloten omdat:

Voor zover voor een zinsnede het teken ○ is geplaatst, is deze alleen van toepassing indien dat teken met een X is gemerkt.

(plaats en datum)

(rang en naam)


Bijlage 2 Proces-verbaal

Onderdeel:

pv. nr.

art. + omschr.

gepleegd op + pd

Commandant/Verbalisant

AANGEVER-) adres

Benadeelde adres

Verklaring aangever

’ik ben gerechtigd tot het doen van aangifte Aan niemand werd toestemming gegeven tot het plegen van dit delict" (aangever) Na voorlezing accoord getekend.

VERDACHTE*) adres aangehouden voorgeleid **) aan hulp ovj heengezonden

Verklaring verdachte

Aan verdachte is medegedeeld dat deze niet tot antwoorden verplicht is.

Na voorlezing akkoord en ondertekend. (verdachte)

aangifte(n)

aanhouding -pv verdachte(n) aangever(s) bijlage(n)

schade geneesk.verkl. nr schaderegeling getuige(n) waarde

opmerkingen

Gezien

Opgemaakt op (datum)

te (plaats)

*) achternaam, voorna(a)m(en), geboortedatum, plaats, nationaliteit, rang, functie, onderdeel, registratienr, begin en einddatum werkelijke dienst

**)dag, tijd, plaats.


Bijlage 3 (model voor de KM)

PERSONEELS-ZEER-VERTROUWELIJK

Voorrang: P. Van : Aan: CZMNEDICKMARNS/CZMCARIB Info: BDZ Ond.: melding strafbaar feit SIC: WAT

Bestemd voor stafofficier juridische zaken / bureau militair-juridische zaken.

1. a. Korte feitelijke omschrijving strafbaar feit

b. Plaats en datum plegen feit

c. Eventueel schadebedrag

2. Naam/kwaliteit/marinenummer aangever

3. Evt. naam/kwaliteit/marinenummer slachtoffer(s)

4. Evt.naam/kwaliteit/marinenummer vermoedelijke dader(s)

5. Essentie verklaring aangever of slachtoffer(s)

6. Essentie verklaring vermoedelijke dader(s), bekent hij wel of niet

7. Nadere bijzonderheden waarop de commandant de aandacht wil vestigen. (bijv. gegevens omtrent evt. opgemaakt proces-verbaal van locale autoriteiten, betaalde schadevergoeding, borgsom of boete, afstand van rechtsmacht door lokale autoriteiten)

8a.VTA eerstkomende haven/locatie

b. Accommodatie beschikbaar voor opsporingsambtenaren

c. Motivering omtrent wenselijkheid uitvliegen opsporingsambtenaren


Bijlage 4 Standaard proces-verbaal ex artikel 79WMT-afdoening

(plaats)

(datum)

Gerapporteerde: Naam en voorletters : Geboorteplaats : Adres : Woonplaats : Rang/stand : Rnr/marinenummer : Onderdeel :

Datum ontdekking:

Tijdstip plegen van het vergrijp:

Plaats plegen van het vergrijp:

Omschrijving van het gepleegde vergrijp:

 

Getuigen:*

Naam en voorletters : Rang/stand : Rnr/marinenummer : Onderdeel :

Getroffen maatregelen:

 

Rapporteur:

Naam en voorletters : Rang/stand : Rnr/marinenummer : Onderdeel : Functie : (handtekening)

 

*) Indien meer getuigen dan dit blok meermalen opnemen.

Parketnummer: (in te vullen door het OM)

Naar boven