Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 01/1926/TP, 22 maart 2002, beroep
Uitspraakdatum:22-03-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 01/1926/TP

betreft: [klager] datum: 22 maart 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 22 oktober 2001 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend doormr. N.A. Heidanus, namens

[...], verder te noemen klager,

tegen een beslissing van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. N.A. Heidanus om het beroep schriftelijk toe te lichten.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft de termijn waarbinnen klager in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) had moeten zijn geplaatst met ingang van 10 september 2001 verlengd tot 9 december 2001.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak d.d. 24 mei 2000 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaar met aftrek en ter beschikking gesteld met bevel dat hij van overheidswege zal wordenverpleegd.
De terbeschikkingstelling (tbs) van klager is ingegaan op 14 maart 2001. Sindsdien heeft klager in afwachting van zijn plaatsing in een tbs-inrichting als passant verbleven in het huis van bewaring (h.v.b.) De Boschpoort te Breda.
De Minister heeft bij beschikking d.d. 13 februari 2001 besloten tot plaatsing van klager in het Forensisch Psychiatrisch Centrum Veldzicht te Balkbrug. Deze plaatsing was ten tijde van het instellen van het beroep nog nietgerealiseerd.

3. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager is het niet eens met de verlenging van zijn passantentermijn; hij wenst niet langer op een plaatsing in een tbs-inrichting te wachten. De tenuitvoerlegging van de onderhavigepassantentermijn zou klager op een totale passantentermijn van negen maanden brengen. Hoewel klager bekend is met het feit dat de beroepscommissie een passantentermijn van maximaal twaalf maanden tot op heden in orde heeft bevonden,wijst hij er op dat de Minister inmiddels meer dan genoeg tijd heeft gehad om te bewerkstelligen dat dergelijke termijnen teruglopen. Hij verzoekt de beroepscommissie dan ook om vernietiging van de bestreden beslissing.

Namens de Minister is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
De Minister acht klager, gelet op de beroepstermijn ex. artikel 67, eerste lid, Bvt, niet-ontvankelijk in zijn beroep. Tussen de datum van de verlengingsbeslissing en de datum van het beroepschrift zit een periode van veertiendagen. Er zijn de Minister geen redenen bekend geworden die een dergelijke termijnoverschrijding kunnen rechtvaardigen.
Indien de beroepscommissie anders oordeelt, zal het beroep formeel gegrond zijn. Klager is niet tijdig, namelijk op 2 oktober 2001, gehoord. Het hoorverslag dateert van 2 oktober 2001. De verlengingsbeslissing is niet tijdig aanklager meegedeeld bij brief van 8 oktober 2001. De datum van uitreiking van deze brief aan klager is niet meer te achterhalen.
Het beroep zal materieel ongegrond zijn. Klager kon wegens het tekort aan tbs-plaatsen nog niet in een tbs-inrichting worden geplaatst. Ten tijde van de bestreden beslissing verbleef klager zes maanden in een h.v.b. Een dergelijkeduur is niet zodanig lang dat de bestreden beslissing op die enkele grond onredelijk en onbillijk is.
Er bestaat geen aanleiding ten aanzien van klager af te wijken van de volgorde van plaatsing in tbs-inrichtingen die primair wordt bepaald door de aanvangsdatum van de tbs. Klager verblijft op een gewone afdeling van het h.v.b. Nietis gebleken dat hij met voorrang boven andere tbs-passanten in een tbs-inrichting moet worden geplaatst. De Minister had ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing vanuit de inrichting van klagers verblijf geen signalendaaromtrent ontvangen. Blijkens de overgelegde medische verklaring d.d. 21 december 2001 is klagers psychische conditie niet zodanig dat hij als ongeschikt voor verblijf in een h.v.b. moet worden aangemerkt.

4. De beoordeling
De beroepscommissie is van oordeel dat klager in zijn beroep kan worden ontvangen, nu niet meer is te achterhalen op welke datum de beslissing tot verlenging van de passantentermijn aan klager is uitgereikt.

Klager is op 2 oktober 2001 gehoord over de verlenging van de passantentermijn, die op 10 september 2001 was verstreken. Bij brief d.d. 8 oktober 2001 is hij geïnformeerd over die verlenging.
Derhalve is niet voldaan aan de in de artikelen 53, tweede lid, en 54, tweede lid, Bvt neergelegde hoor- en informatieplicht. Mitsdien is het beroep gegrond en dient de beslissing van de Minister tot verlenging van depassantentermijn op formele gronden te worden vernietigd.

Klager dient, gelet op het hiervoor overwogene, een tegemoetkoming te worden geboden. De beroepscommissie zal deze tegemoetkoming vaststellen op € 50,-.

Zoals de beroepscommissie in haar uitspraak d.d. 9 februari 1998 (C 97/28) heeft overwogen leidt een beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn wegens capaciteitstekort niet zonder meer tot gegrondverklaringvan het beroep. Volgens bestendige jurisprudentie van de beroepscommissie kan het beroep leiden tot gegrondverklaring indien de duur van de passantentermijn onredelijk en onbillijk moet worden geacht en/of de psychische conditie vande tbs-passant zodanig is dat hij als ongeschikt voor verder verblijf in een h.v.b. moet worden aangemerkt.

Uit het onderzoek in de onderhavige zaak is voldoende komen vast te staan dat klager als gevolg van het capaciteitstekort niet is geplaatst in een tbs-inrichting. Ook is voldoende aannemelijk geworden dat de Minister bij zijnbeslissing op dit punt niet is afgeweken van zijn beleid om de volgorde van plaatsing van tbs-gestelden in een tbs-inrichting te laten bepalen door de volgorde van de data waarop de terbeschikkingstellingen van klager en de overigetbs-gestelden zijn ingegaan.

De totale duur van het verblijf van klager als passant in een h.v.b. is ten tijde van de bestreden beslissing nog niet zodanig lang (zes maanden) dat de bestreden beslissing tot verlenging van de passantentermijn, bij afweging vanalle in aanmerking komende belangen, onredelijk of onbillijk moet worden geacht.

Uit de medische verklaring d.d. 21 december 2001 van de Forensisch Psychiatrische Dienst (FPD) Breda te Breda blijkt dat de psychische conditie van klager op dat moment niet van dien aard was dat een verder verblijf in een h.v.b.als onverantwoord moest worden beschouwd.
Er bestond derhalve ten tijde van de bestreden beslissing geen aanleiding om klager bij voorrang in een tbs-inrichting te plaatsen.

De beroepscommissie is van oordeel, gelet op het hiervoor overwogene, dat de bestreden beslissing materieel niet in strijd is met de wet en dat de termijn waarbinnen klager in een tbs-inrichting had moeten zijn geplaatst diende teworden verlengd van 10 september 2001 tot 9 december 2001. Nu de bestreden beslissing d.d. 8 oktober 2001 op formele gronden dient te worden vernietigd zal de beroepscommissie met toepassing van het bepaalde in artikel 66, derde lidonder b, in verbinding met artikel 69, vijfde lid, Bvt bepalen dat haar uitspraak met betrekking tot de verlenging van de passantentermijn in de plaats treedt van de bestreden beslissing.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond op formele gronden en vernietigt de bestreden beslissing. Zij bepaalt dat haar uitspraak in de plaats treedt van deze beslissing en bepaalt derhalve dat de termijn waarbinnen klagerin een tbs-inrichting had moeten zijn geplaatst is verlengd van 10 september 2001 tot 9 december 2001.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de Minister toekomende tegemoetkoming op € 50,-.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. J.R. van Veldhuizen, leden, in tegenwoordigheid van mr. D.R. Kruithof, secretaris, op 22 maart 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven