Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/1732/TA, 31 oktober 2011, beroep
Uitspraakdatum:31-10-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/1732/TA

betreft: [klager] datum: 31 oktober 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 67 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 25 mei 2011 van de alleensprekende beklagrechter bij de Pompestichting te Nijmegen, verder te noemen de inrichting,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft het hoofd van de inrichting in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsvrouw mr. C.W. Dirkzwager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van de stukken en haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft het niet vergoeden van reiskosten voor het doen van boodschappen voor de afdeling.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en het hoofd van de inrichting
Door en namens klager is in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. Op grond van artikel 56 Reglement verpleging ter beschikking gestelden (Rvt) kan een verpleegde een vergoeding ontvangen voor reiskosten tijdens
verlof. Dit artikel is van toepassing, daar klager begeleid verlof heeft onder meer om broodboodschappen voor de afdeling te doen. Ten onrechte worden de reiskosten per bus niet vergoed. Klager is longpatiënt en kan daarom niet lopend of fietsend de
boodschappen doen. De kosten voor de bus zijn voor hem, gezien zijn weekinkomen, relatief hoog.

Het hoofd van de inrichting heeft in beroep het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht. De uitspraak van de beklagcommissie is juist.

3. De beoordeling
Volgens het bepaalde in artikel 56 Rvt ontvangt een ter beschikking gestelde zo nodig een vergoeding voor een reis of reisgelegenheid naar de plaats van bestemming en voor de terugkeer, voor zover daarin niet bij een andere wettelijke regeling is
voorzien.
Volgens vaste jurisprudentie van de beroepscommissie (zie de uitspraken 02/795/TA en 03/1131/TA) ziet artikel 56 Rvt op een reiskostenvoorziening die in ieder geval ook tijdens verlof en niet alleen tijdens proefverlof tot de mogelijkheden behoort.
In de huisregels van de inrichting waarover de beroepscommissie beschikt zijn geen andere regels ten aanzien van vergoeding van reiskosten opgenomen dan onder paragraaf 11.5, dat uitsluitend ziet op vergoeding van vervoerskosten naar een ziekenhuis of
elders, als een verpleegde over onvoldoende verloffaciliteiten beschikt.
Uit het verslag van de maandcommissaris naar aanleiding van klagers klacht volgt dat voor alle patiënten de afspraak geldt dat de keuze bestaat om tijdens verlof voor het doen van afdelingsboodschappen te voet, per fiets of met de bus te reizen en dat,
als voor de bus wordt gekozen, de kosten door de patiënt zelf betaald moeten worden.
De ter beschikking gestelde ontvangt op grond van artikel 56 Rvt zo nodig een vergoeding voor, kort gezegd, reiskosten. Klager acht deze noodzaak aanwezig, zodat naar het oordeel van de beroepscommissie sprake is van een beweerde schending van een
recht, die beklagwaardig is als bedoeld in artikel 56, eerste lid onder e Bvt.
Klagers klacht terzake is derhalve ontvankelijk.

Inhoudelijk wordt het volgende overwogen.
Klager stelt dat hij om gezondheidsredenen met de bus moet reizen en de kosten daarom vergoed dienen te worden. Daarmee stelt klager dat een uitzondering dient te worden gemaakt op de kennelijk voor alle patiënten geldende regel dat buskosten niet
vergoed worden.
Naar het oordeel van de beroepscommissie is onvoldoende aannemelijk geworden dat klager de afdelingsboodschappen alleen kan doen als hij per bus kan reizen. Klager heeft deze stelling niet onderbouwd met medische stukken, terwijl uit het verslag van de
maandcommissaris naar voren komt dat het om lichte boodschappen gaat en er rekening wordt gehouden met klagers draagkracht en conditie.
Het beklag zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in het beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. G.A.M. Mensing, leden, in tegenwoordigheid van mr. E.W. Bevaart, secretaris, op 31 oktober 2011

secretaris voorzitter

Naar boven