Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 01/2052/GA, 26 maart 2002, beroep
Uitspraakdatum:26-03-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 01/2052/GA

betreft: [klager] datum: 26 maart 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (PBW) heeft kennis genomen van een op 13 november 2001 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de landelijke afdeling voor beheersproblematische gedetineerden Nieuw Vosseveld te Vught,

gericht tegen een uitspraak d.d. 12 november 2001 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught te Vught, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 22 februari 2002, gehouden in de p.i. Vught, is gehoord de heer [...], unit-directeur bij voormelde p.i.. Klager is op 1 maart 2002 door de voorzitter van de beroepscommissie gehoord in deforensisch psychiatrische kliniek Veldzicht te Balkbrug.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft een disciplinaire straf van tien dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel, wegens beschadiging van rijkseigendom.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Op 13 september 2001 verbleef klager, met een aantal anderen, in de recreatiezaal. Op datzelfde moment werden er in een aangrenzende ruimte gedetineerden gelucht in de zogenoemde grote luchtkooi. Tussen klager en één of meerderegedetineerden uit de luchtkooi ontstond een conversatie. Op enig moment sloeg klager, vanuit mijn optiek uit stoerheid, hard tegen een ruitje aan. Hij deed dit zo hard dat de glasscherven aan de andere kant van de luchtkooi lagen.
De beklagcommissie heeft overwogen dat zij niet de indruk heeft gekregen dat klager de intentie had het ruitje te breken. Ik merk daarover nogmaals op dat de scherven aan de andere kant van de luchtkooi lagen. Los daarvan heeftklager niet tegen het ruitje aan te slaan. Dat moet hij gewoon niet doen.
Om klagers handeling in perspectief te plaatsen merk ik nog het volgende over zijn persoon op. Klager is een redelijk agressieve gedetineerde. Hij is altijd dwingend aanwezig en heeft meermalen een p.i.w.-er geslagen. Zelfs in deEBI, waar hij ook enige tijd heeft verbleven, heeft hij een p.i.w.-er geslagen. Toen klager op enig moment in Demersluis verbleef, bereikte mij van daaruit signalen dat klager mij nog wel te pakken zou krijgen. Aan dat soortsignalen wen je na verloop van tijd wel, maar toch.
Tijdens de rapportafhandeling gaf ik klager aan dat ik voornemens was hem zeven dagen eigen cel op te leggen en hem daarnaast te verplichten de schade te vergoeden. Hij gaf daarop aan dat hij niet van plan was de schade te vergoedenen stelde voor hem dan maar 14 dagen eigen cel op te leggen. Dat vond ik echter te gortig. Drie dagen bovenop de zeven dagen die ik al wilde opleggen, vond ik genoeg.

Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ik erken dat ik een klap op een ruitje heb gegeven en vind achteraf dat ik dat niet had moeten doen. Het door de directeur geschetste verhaal wil ik evenwel nuanceren. Achter het raampje stond een (Surinaamse) vriend van mij tenaanzien van wie ik een geintje wilde uithalen. Kort tevoren was ik van de (T)EBI naar de EBR in Vught overgeplaatst en ging ook daar uit van verhard glas. Zou ik hebben geweten dat het gewoon glas was geweest dan had ik nietgeslagen, gelet op het verwondingsrisico dat zich nu gerealiseerd heeft. Ik heb verschillende sneden opgelopen. Deze sneden hoefden niet te worden gehecht, maar zijn door de dokter verbonden.
Ook overigens wil ik nog wat op het verhaal van de directeur afdingen. Ik heb wel iets gehad met een penitentiair inrichtingswerker (p.i.w.-er) in Amsterdam, maar heb mij niet in agressieve zin over de Vugtse unit-directeuruitgelaten. In Vught heb ik inderdaad een p.i.w.-er een klap gegeven, maar dat incident dateerde al uit 1999. De luchtruimte achter het ruitje dat ik stuksloeg, was maar twee meter breed, dus dan kan er makkelijk glas achterin bijde muur liggen. Wat er van zij, van agressief gedrag was in dit geval geen sprake.
Ik vond wel dat ik de ontstane schade moest betalen, maar ook nog een straf vond ik dubbelop.

3. De beoordeling
Vast staat dat klager op 13 september 2001 een ruitje kapot heeft geslagen. Dergelijk gedrag is in beginsel strafwaardig.
De directeur heeft klager, nadat deze had aangegeven geen schade te willen vergoeden indien hij tevens een disciplinaire straf zou krijgen, een disciplinare straf van tien dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan eenstrafcel opgelegd.

De beroepscommissie is – met de beklagcommissie – van oordeel dat, de feiten en omstandigheden van het geval in onderling verband en samenhang beziend, in dit geval veeleer sprake is geweest van een mislukt geintje dan boos opzet omhet raampje te vernielen. Anders dan de beklagcommissie is de beroepscommissie echter van oordeel dat enige (disciplinaire) reactie van de zijde van de directeur niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt. In zoverre ishet beroep van de directeur dan ook gegrond.
Naar het oordeel van de beroepscommissie had de directeur evenwel kunnen volstaan met het opleggen van een geheel voorwaardelijke disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel metdaarnaast een geldboete bij wijze van financiële component.

Gelet op het vorenstaande zal de beroepscommissie de uitspraak van de beklagcommissie vernietigen, waarmee tevens de grondslag aan de door de beklagcommissie toegekende tegemoetkoming komt te ontvallen. Zij zal vervolgens doen watde beklagcommissie had behoren te doen. Zij is tenslotte van oordeel dat aan klager, die een disciplinaire straf van tien dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel heeft ondergaan terwijl met een mindervergaande reactie had kunnen worden volstaan, een tegemoetkoming toekomt, waarmee de geldboete verrekend kan worden.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie, verklaart het beklag gedeeltelijk gegrond en vernietigt in zoverre de beslissing van de directeur.
Zij bepaalt dat volstaan had kunnen worden met de oplegging van een disciplinaire straf van zeven dagen opsluiting in een andere verblijfsruimte dan een strafcel en een geldboete van € 25,=.
Zij bepaalt tenslotte dat klager een tegemoetkoming toekomt van € 75,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, dr. E. Rood-Pijpers en mr. J.W.P. Verheugt, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.N.E. Plooij, secretaris, op 26 maart 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven