Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/0131/GA, 21 maart 2002, beroep
Uitspraakdatum:21-03-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/131/GA

betreft: [klager] datum: 21 maart 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (PBW) heeft kennis genomen van een op 11 januari 2002 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak d.d. 17 december 2001 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) De Geerhorst te Sittard,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 22 februari 2002, gehouden in de p.i. Vught te Vught, is klager in persoon gehoord en is de heer [...], unit-directeur bij locatie De Geerhorst te Sittard, telefonisch gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het zoekraken van klagers Nederlandse rijbewijs.

De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt – voorzover in het kader van de beoordeling van het beroep van belang – als volgt toegelicht.
Toen ik in 1999 werd aangehouden heb ik mijn persoonlijke bezittingen moeten afgeven aan de politie. Deze bezittingen, onder meer bestaande uit een Bulgaars paspoort, een Bulgaars rijbewijs, een Nederlans paspoort en een Nederlandsrijbewijs, zijn in een zak gestopt. In die zak is destijds tevens een papiertje gestopt met daarop aangegeven de inhoud van de zak. Deze zak is met mij meegereisd van het politiebureau naar Maastricht, van Maastricht naar Roermonden van Roermond naar Sittard. In oktober 2001 ben ik in Sittard naar het buro sociale dienstverlening (b.s.d.) gegaan en heb ik, met het oog op mijn naderende invrijheidstelling, gevraagd naar de geldigheidsduur van mijn papieren.Daarop werd mij geantwoord dat ik mij geen zorgen hoefde te maken. Mijn paspoort zou tot september 2003 geldig zijn en mijn rijbewijs tot 2007. Op 8 november 2001 heeft de badmeester de zak, die toen dicht was, in mijn aanwezigheidgeopend. Mijn Nederlandse rijbewijs bleek er toen niet meer in te zitten. Het papiertje met de gegevens van de inhoud van de zak evenmin.
Aangezien het b.s.d. mij een concrete datum heeft genoemd waarop de geldheidsduur van mijn paspoort zou verstrijken, moet mijn rijbewijs in de inrichting zijn geweest. De stelling van de directeur dat mij slechts in algemene termeniets is verteld over de geldigheidsduur van identiteitspapieren is onjuist. Mij zijn concrete data genoemd. Gelet daarop moet de zak in de inrichting zijn geopend en toen is mijn rijbewijs kennelijk zoekgeraakt. Ik heb er geenverklaring voor dat op de door mij – in kopie – overgelegde aangifte van vermissing van mijn rijbewijs is vermeld dat mijn rijbewijs op 2 september 1998 is afgegeven en het derhalve meer voor de hand lijkt te liggen dat degeldigheidsduur van mijn rijbewijs, anders dan mij door het b.s.d. is voorgehouden, pas in september 2008 zal verstrijken. Ik had het allemaal op een schappelijke manier met de directeur willen oplossen. Het kan immers gebeuren datiets zoekraakt. Men is mij echter niet behulpzaam bij het aanvragen van een nieuw rijbewijs. Dat moet ik allemaal maar na mijn detentie zien te regelen.

De unit-directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt (telefonisch) toegelicht.
Ik heb navraag gedaan bij het b.s.d. over de wijze waarop klager in oktober 2001 is geïnformeerd. Mij is verzekerd dat klager geen concrete data zijn voorgehouden; hij is in algemene bewoordingen geïnformeerd. Klager kunnen ook geenconcrete data zijn voorgehouden en wel om de volgende reden. Een preciosazak kan slechts eenmaal worden gebruikt. Is zo’n zak eenmaal geopend, dan is hij niet meer geschikt voor hergebruik. In klagers geval werd vanuit de inrichtingvan herkomst een preciosazak ontvangen met nummer 113472. Diezelfde zak is in klagers aanwezigheid geopend. Het is derhalve onmogelijk dat die zak eerder in mijn inrichting is geopend en het is derhalve eveneens onmogelijk datklagers Nederlandse rijbewijs in mijn inrichting is zoekgeraakt. Na het op 8 november 2001 in klagers bijzijn openen van de preciosazak met nummer 113472 zijn klagers eigendommen in een andere preciosazak gestopt.

3. De beoordeling
Hetgeen in beroep is aangevoerd kan, voorzover dat is komen vast te staan, naar het oordeel van de beroepscommissie niet tot een andere beslissing leiden dan die van de beklagcommissie. Zij overweegt in dit verband nog dat eenpreciosazak, technisch gezien en speciaal met het oog op het soort gebruik, slechts eenmaal geopend kan worden. Waar in klagers aanwezigheid de preciosazak is geopend die de inrichting is ingevoerd, kan het niet zo zijn dat die zakeerder in de inrichting is geopend en kan de – vermeende – vermissing van het Nederlandse rijbewijs in elk geval niet worden toegerekend aan de directeur van De Geerhorst. Klagers beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de beklagcommissie.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.J. van Oostveen, voorzitter, dr. E. Rood-Pijpers en mr. J.W.P. Verheugt, leden, in tegenwoordigheid van mr. P.N.E. Plooij, secretaris, op 21 maart 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven