Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/0683/GA, 6 juli 2011, beroep
Uitspraakdatum:06-07-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/683/GA

betreft: [klager] datum: 6 juli 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 16 februari 2011 van de alleensprekende beklagrechter bij de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Grave

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 24 juni 2011, gehouden in de p.i. Vught, zijn gehoord klager en de plaatsvervangend vestigingsdirecteur, [...].

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de vermindering van het aantal uren activiteiten, in het bijzonder het niet meer aanbieden van arbeid.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
De afdeling M1 is eind 2010 inkomstenafdeling geworden en gedetineerden kunnen niet meer aan de arbeid deelnemen. Klager is diverse keren overgeplaatst en bij terugkomst op de M1 werden na drie dagen de uitsluittijden teruggebracht van 39 uur en 45
minuten naar 17 uur en 45 minuten. Klager mist de arbeid, want dat gaf ook meteen een goede dagindeling. Klagers gewicht is toegenomen doordat hij niets meer te doen heeft.

De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Er is onvoldoende capaciteit en er zijn onvoldoende middelen aanwezig om alle gedetineerden in de inrichting arbeid aan te bieden. Het dagprogramma van de inkomstenafdeling voorziet niet in arbeid. Gedetineerden die willen werken worden op een
wachtlijst geplaatst. Na ongeveer zes weken worden gedetineerden overgeplaatst naar een verblijfsafdeling. Klager kon niet worden doorgeplaatst, omdat de verblijfsafdelingen vol waren.

3. De beoordeling
Voorop staat dat tegen de beslissing tot beperking van het dagprogramma en met name het niet meer aanbieden van arbeid beklag mogelijk is op grond van artikel 60, eerste lid, van de Pbw nu er sprake is van een door of namens de directeur jegens klager
genomen beslissing. Klager kan derhalve worden ontvangen in zijn beklag.
Nu niet aannemelijk is geworden dat het aantal aangeboden uren activiteiten beneden het wettelijk minimum is, zal het beklag in zoverre ongegrond worden verklaard. Dat ligt anders voor het volledig uitsluiten van een afdeling van de inrichting van
deelname aan de arbeid. Ingevolge artikel 47, eerste en tweede lid, van de Pbw heeft een gedetineerde recht op deelname aan de in de inrichting beschikbare arbeid en draagt de directeur zorg voor de beschikbaarheid van die arbeid, voor zover de aard
van
de detentie zich daartegen niet verzet. Verder is van belang het bepaalde in artikel 3.2 van de huisregels van de locatie Oosterhoek. Daarin wordt onder meer bepaald dat een gedetineerde recht heeft op deelname aan de arbeid voor zover de aard van de
detentie, zijn gedrag dan wel een medische reden zich daar niet tegen verzet.

De beroepscommissie wijst op het grote belang van arbeid als bindend en vormend element van de detentie en op de daaruit voortvloeiende verplichting voor de directeur om ervoor te zorgen dat gedetineerden kunnen deelnemen aan de arbeid. De huisregels
noch enige andere wettelijke regeling voorzien in een basis voor een algemene uitzondering op de verplichting te voorzien in werk. Voor zover een dergelijke algemene uitzondering (al dan niet uitdrukkelijk) voor wat betreft -in dit geval- de
gedetineerden op de inkomstenafdeling van de inrichting is vastgelegd in het dagprogramma, ontbeert deze een wettelijke basis. Alleen in gevallen die een individuele gedetineerde betreffen is het mogelijk geen werk aan te bieden en wel in verband met
de
aard van de detentie of (medische) arbeidsongeschiktheid van de gedetineerde. Die situatie deed zich niet voor.

Het voorgaande leidt ertoe dat het beklag in zoverre gegrond is. De uitspraak van de beklagrechter zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog gegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag en verklaart dit beklag gegrond voor zover klager bij wijze van regel wordt uitgesloten van de arbeid.
Zij bepaalt dat aan klager een tegemoetkoming toekomt van € 50,=.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.I.M.W. Bartelds, voorzitter, U.P. Burke en mr. P.C. Vegter, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 6 juli 2011

secretaris voorzitter

Naar boven