Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 01/1722/TP, 27 februari 2002, beroep
Uitspraakdatum:27-02-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 01/1722/TP

betreft: [...] datum: 27 februari 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (BVT) heeft kennis genomen van een op 13 september 2001 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klaagster,

tegen een beslissing van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klaagster om het beroep schriftelijk toe te lichten.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft de termijn waarbinnen klaagster in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) had moeten zijn geplaatst met ingang van 27 augustus 2001 verlengd tot 25 november 2001.

2. De feiten
Klaagster is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak d.d. 2 augustus 1999 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van twee jaar met aftrek en ter beschikking gesteld met bevel dat zij van overheidswege zalworden verpleegd.
De terbeschikkingstelling (tbs) van klaagster is ingegaan op 30 november 2000. Sindsdien heeft klaagster in afwachting van haar plaatsing in een tbs-inrichting als passant verbleven in de penitentiaire inrichting voor vrouwen Zwolle(p.i.v.) te Zwolle.
Klaagster is op 22 mei 2000 ter selectie bezocht door een psycholoog van het Dr. F.S. Meijers Instituut (MI) te Utrecht.
De Minister heeft bij beschikking d.d. 1 december 2000 besloten tot plaatsing van klaagster in de FPK Oldenkotte te Rekken. Deze plaatsing was ten tijde van het instellen van het beroep nog niet gerealiseerd.

3. De standpunten
Klaagster heeft het beroep als volgt toegelicht.
Zij begrijpt dat de opnamestop in de inrichting van selectie het onmogelijk maakt haar te plaatsen. Zij zou een schadevergoeding voor haar lange wachten willen ontvangen.

Namens de Minister is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Het beroep zal formeel gegrond zijn, omdat klaagster niet tijdig is geïnformeerd omtrent de beslissing de passantentermijn te verlengen.
Het beroep zal materieel ongegrond zijn. Wegens het nog steeds hanteren van een opnamestop door de FPK Oldenkotte poogt de Minister thans klaagster zo spoedig mogelijk in een andere kliniek te plaatsen.
Klaagster kon wegens het tekort aan tbs-plaatsen nog niet in een tbs-inrichting worden geplaatst. Ten tijde van de bestreden beslissing verbleef klaagster negen maanden in een huis van bewaring. Een dergelijke duur is niet zodaniglang dat de bestreden beslissing op die enkele grond onredelijk en onbillijk is.
Er bestaat geen aanleiding ten aanzien van klaagster af te wijken van de volgorde van plaatsing in tbs-inrichtingen die primair wordt bepaald door de aanvangsdatum van de tbs. Klaagster verblijft op een gewone afdeling van het huisvan bewaring. Niet is gebleken dat zij met voorrang boven andere tbs-passanten in een tbs-inrichting moet worden geplaatst. De Minister had ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing vanuit de inrichting van klaagstersverblijf geen signalen daaromtrent ontvangen. Blijkens de overgelegde medische verklaring d.d. 19 oktober 2001 is er geen aanleiding klaagster met voorrang in een tbs-inrichting te plaatsen.

4. De beoordeling
Klaagster is op 23 augustus 2001 gehoord over de verlenging van de passantentermijn, die op 26 augustus 2001 is verstreken. Vervolgens is zij bij brief d.d. 29 augustus 2001, derhalve na het verstrijken van de passantentermijn,geïnformeerd over de verlenging daarvan.
Derhalve is niet tijdig voldaan aan de in artikel 54, tweede lid, BVT neergelegde informatieplicht. Mitsdien is het beroep gegrond en dient de beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn op formele grond teworden vernietigd.

Klaagster dient, gelet op het vorenoverwogene, een tegemoetkoming te worden geboden.
De beroepscommissie zal deze tegemoetkoming vaststellen op € 50,=.

Zoals de beroepscommissie in haar uitspraak d.d. 9 februari 1998 (C 97/28) heeft overwogen leidt een beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn wegens capaciteitstekort niet zonder meer tot gegrondverklaringvan het beroep. Volgens bestendige jurisprudentie van de beroepscommissie kan het beroep leiden tot gegrondverklaring indien de duur van de passantentermijn onredelijk en onbillijk moet worden geacht en/of de psychische conditie vande tbs-passant zodanig is dat zij als ongeschikt voor verder verblijf in een huis van bewaring moet worden aangemerkt.

Uit het onderzoek in de onderhavige zaak is voldoende komen vast te staan dat klaagster als gevolg van het capaciteitstekort niet is geplaatst in een tbs-inrichting. Ook is voldoende aannemelijk geworden dat de Minister bij zijnbeslissing op dit punt niet is afgeweken van zijn beleid om de volgorde van plaatsing van tbs-gestelden in een tbs-inrichting te laten bepalen door de volgorde van de data waarop de terbeschikkingstellingen van klaagster en deoverige tbs-gestelden zijn ingegaan.

De totale duur van het verblijf van klaagster als passant in een huis van bewaring is ten tijde van de bestreden beslissing nog niet zodanig lang dat de bestreden beslissing tot verlenging van de passantentermijn, bij afweging vanalle in aanmerking komende belangen, onredelijk of onbillijk moet worden geacht.

Uit de medische verklaring d.d. 19 oktober 2001 van de Forensisch Psychiatrische Dienst te Zwolle blijkt dat de psychische conditie van klaagster op dat moment niet van dien aard was dat een verder verblijf in een huis van bewaringals onverantwoord moest worden beschouwd.
Er bestond derhalve ten tijde van de bestreden beslissing geen aanleiding om klaagster bij voorrang in een tbs-inrichting te plaatsen.

De beroepscommissie is van oordeel, gelet op het hiervoor overwogene, dat de bestreden beslissing materieel niet in strijd is met de wet en dat de termijn waarbinnen klaagster in een tbs-inrichting had moeten zijn geplaatst diendete worden verlengd van 27 augustus 2001 tot 25 november 2001. Nu de bestreden beslissing d.d. 29 augustus 2001 op formele grond dient te worden vernietigd zal de beroepscommissie met toepassing van het bepaalde in artikel 66, derdelid onder b, in verbinding met artikel 69, vijfde lid, BVT bepalen dat haar uitspraak met betrekking tot de verlenging van de passantentermijn in de plaats treedt van de bestreden beslissing.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond op formele grond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij bepaalt dat haar uitspraak in de plaats treedt van deze beslissing en bepaalt derhalve dat de termijn waarbinnen klaagsterin een tbs-inrichting had moeten zijn geplaatst is verlengd van 27 augustus 2001 tot 25 november 2001.
Zij bepaalt de aan klaagster ten laste van de Minister toekomende tegemoetkoming op € 50,=.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. J.R. van Veldhuizen , leden, in tegenwoordigheid van mr. E. van der Waal-van der Linden, secretaris, op 27 februari2002.

secretaris voorzitter

Naar boven