Beleidsregel
In KB 746 is bepaald dat de SVB ontheffing van de
verzekeringsplicht verleent indien een belanghebbende voldoet aan de in de artikelen 18 of
22 genoemde criteria.
Bij de vaststelling van de hoogte van de
buitenlandse uitkering of de uitkering van een volkenrechtelijke organisatie in de zin van
artikel 22, eerste lid van KB 746, wordt deze uitkering omgerekend in euro’s op basis van de
door De Nederlandsche Bank berekende gemiddelde koers.
Indien de uitkering
is verkregen op grond van de wetgeving van een lidstaat van de EU die niet deelneemt aan de
Europese muntunie wordt de koers gehanteerd zoals voorgeschreven in artikel 107 van Vo.
574/72 voor zover deze koers voor betrokkene een gunstig resultaat
oplevert.
In gevallen van hyperinflatie gaat de SVB uit van een meer
recente koers. Van hyperinflatie is volgens het beleid van de SVB sprake als valuta binnen
één kwartaal een devaluatie ten opzichte van de euro ondergaan van 20 procent of meer, of
als valuta tijdens twee aaneensluitende kwartalen een devaluatie ten opzichte van de euro
ondergaan van 10 procent of meer per kwartaal.
Ontheffing van de
verzekeringsplicht wordt verleend met ingang van de eerste dag waarop aan de voorwaarden
voor ontheffing is voldaan mits het verzoek tot ontheffing binnen één jaar na die dag wordt
ontvangen. Als het verzoek tot ontheffing op een latere datum wordt ingediend dan wordt
ontheffing van de verzekeringsplicht verleend met ingang van de datum waarop het verzoek om
ontheffing bij de SVB is ingediend. In gevallen waarin deze handelwijze zou leiden tot
onbillijkheden van overwegende aard, is de SVB echter bevoegd de ontheffing te verlenen met
een terugwerkende kracht van ten hoogste drie jaar. De SVB beziet bij elk verzoek aan de
hand van de individuele feiten en omstandigheden of zich een onbillijkheid van overwegende
aard voordoet. De volgende - niet-limitatief genoemde - gevallen kunnen zich daarbij
voordoen:
- Het verzoek om ontheffing is ingediend binnen drie
maanden nadat de betrokkene zich in Nederland heeft gevestigd.
- Het
verzoek om ontheffing is ingediend binnen drie maanden nadat de reeds in Nederland wonende
betrokkene de beschikking heeft ontvangen waarbij aan hem de buitenlandse uitkering is
toegekend.
- De late indiening van het verzoek om ontheffing is een
aantoonbaar gevolg van het verstrekken van onjuiste en/of onvolledige voorlichting door een
publiekrechtelijk orgaan (bijvoorbeeld de Belastingdienst) en betrokkene had redelijkerwijs
niet aan die voorlichting hoeven te twijfelen.
- Het verzoek om ontheffing
is laat ingediend omdat de betrokkene als gevolg van een geestelijke gestoordheid of een
zware lichamelijke handicap niet in staat was tijdig een verzoek in te dienen en niet van
hem gevergd kon worden dat hij zich liet vertegenwoordigen.
De
SVB gaat ervan uit dat van onbillijkheden van overwegende aard in ieder geval geen sprake
kan zijn in gevallen die volgens de beleidsregels neergelegd in Deel I, Bijzonder geval,
SB1071 geen bijzonder geval opleveren.
Grondslag
De tekst is afgesloten naar de stand van zaken op 7 april 2008, met dien verstande dat het Maatregelenbesluit socialezekerheidswetten dat per 1 mei 2008 in werking is getreden wel is verwerkt.
artikel 18 en 22
Besluit beleidsregels SVB 2008