Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 01/1212/TP, 19 februari 2002, beroep
Uitspraakdatum:19-02-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 01/1212/TP

betreft: [...] datum: 19 februari 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69 van de Beginselenwet verpleging ter beschikking gestelden (Bvt) heeft kennis genomen van een op 2 juli 2001 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr.K.A. Krikke, namens

[...], verder te noemen klager,

tegen een beslissing van de Minister van Justitie, verder te noemen de Minister,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. K.A. Krikke om het beroep schriftelijk toe te lichten.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft de termijn waarbinnen klager in een inrichting voor verpleging van ter beschikking gestelden (tbs-inrichting) had moeten zijn geplaatst met ingang van 2 juli 2001 verlengd tot 30 september 2001.

2. De feiten
Klager is bij onherroepelijk geworden rechterlijke uitspraak d.d. 22 juli 1998 veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van vier jaar met aftrek en ter beschikking gesteld met bevel dat hij van overheidswege zal wordenverpleegd.
De terbeschikkingstelling (tbs) van klager is ingegaan op 8 januari 2000. Sindsdien heeft klager in afwachting van zijn plaatsing in een tbs-inrichting als passant verbleven in het huis van bewaring (h.v.b.) locatie Nieuwegeinmannen te Nieuwegein.
De Minister heeft bij beschikking d.d. 11 januari 2001 besloten tot plaatsing van klager in de Dr. S. van Mesdagkliniek te Groningen (hierna: de Van Mesdagkliniek). Deze plaatsing was ten tijde van het instellen van het beroep nogniet gerealiseerd.

3. De standpunten
Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager is het niet eens met de beslissing tot verlenging van zijn passantentermijn. Klager heeft reeds meermalen aangegeven dat hij behandeld moet worden, hetgeen nietmogelijk is in een h.v.b. Hij is meer dan bereid om aan zijn toekomst te werken, maar hij is de hoop op een betere situatie aan het verliezen. Onder verwijzing naar de uitspraak van de beroepscommissie d.d. 22 juni 2000 (C99/273/TPen 00/333/TP) stelt klager dat artikel 12 Bvt in casu niet naar behoren is nageleefd; klager verblijft inmiddels reeds achttien maanden als passant in een h.v.b.
Van belang is ook dat klager op een bijzondere zorg afdeling verblijft niet omdat daar een indicatie voor is, maar omdat klager daar zelf voor heeft gekozen. Het is op een dergelijke afdeling veel rustiger, terwijl er ook meermogelijkheden zijn om bijvoorbeeld te telefoneren.
Namens de Minister wordt gesteld dat plaatsing van klager in de Van Mesdagkliniek binnen enkele maanden na 22 november 2000 kan worden gerealiseerd. Dit wordt klager al sinds begin 2001 beloofd; tot op heden is er echter niets vanterechtgekomen. Klager heeft dan ook geen enkel vertrouwen in dergelijke toezeggingen.
Klager verkeerde in de veronderstelling dat hij op een interactieafdeling van een tbs-inrichting zou worden geplaatst. Het feit dat klager uiteindelijk zal worden geplaatst op een afdeling met seksueel agressieve patiënten is nietbegrijpelijk, nu hij juist slachtoffer is geweest van seksueel misbruik.
Klager is ten slotte van mening dat de aan hem toekomende tegemoetkoming per direct maandelijks aan hem moet worden voldaan en niet eerst nadat hij in een tbs-inrichting is geplaatst.

Namens de Minister is inzake het beroep het volgende standpunt naar voren gebracht.
Het beroep zal ongegrond zijn. Klager kon wegens het tekort aan tbs-plaatsen nog niet in een tbs-inrichting worden geplaatst. Ten tijde van de bestreden beslissing verbleef klager achttien maanden in een h.v.b. Bij brief van 26maart 2001 heeft de Minister klager derhalve een tegemoetkomingsvoorstel gedaan. Een dergelijke duur is echter niet zodanig lang dat de bestreden beslissing op die enkele grond onredelijk en onbillijk is.
Er bestaat geen aanleiding ten aanzien van klager af te wijken van de volgorde van plaatsing in tbs-inrichtingen die primair wordt bepaald door de aanvangsdatum van de tbs. Niet is gebleken dat hij met voorrang boven anderetbs-passanten in een tbs-inrichting moet worden geplaatst. De Minister had ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing vanuit de inrichting van klagers verblijf geen signalen daaromtrent ontvangen. Blijkens de overgelegdemedische verklaring d.d. 17 augustus 2001 dient klager zo spoedig mogelijk in een tbs-inrichting geplaatst te worden, gezien de lange passantentermijn, klagers jeugdige leeftijd en zijn afnemende motivatie voor behandeling; klagerspsychische conditie is echter niet zodanig dat hij als ongeschikt voor verblijf in een h.v.b. moet worden aangemerkt. Uit telefonisch onderhoud d.d. 22 november 2001 met een medewerker opnamebeleid van de Van Mesdagkliniek kwam naarvoren dat opname binnen enkele maanden zou plaatsvinden; opname kon niet eerder plaatsvinden omdat klager geïndiceerd is voor plaatsing op een speciale afdeling voor seksueel -agressieve patiënten, waar de doorstroom momenteel laagis.

4. De beoordeling
Zoals de beroepscommissie in haar uitspraak d.d. 9 februari 1998 (C 97/28) heeft overwogen leidt een beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn wegens capaciteitstekort niet zonder meer tot gegrondverklaringvan het beroep. Volgens bestendige jurisprudentie van de beroepscommissie kan het beroep leiden tot gegrondverklaring indien de duur van de passantentermijn onredelijk en onbillijk moet worden geacht en/of de psychische conditie vande tbs-passant zodanig is dat hij als ongeschikt voor verder verblijf in een h.v.b. moet worden aangemerkt.

In de onderhavige zaak is gebleken dat klager ten tijde van de bestreden beslissing achttien maanden als tbs-passant in een h.v.b. verbleef. Een zodanige duur moet, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, in dit gevalals onredelijk en onbillijk worden aangemerkt.
De beroepscommissie is van oordeel dat zulks meebrengt - het hiervoor overwogene in aanmerking genomen - dat het beroep gegrond is en dat de beslissing van de Minister tot verlenging van de passantentermijn op materiële grond dientte worden vernietigd.

Uit de medische verklaring d.d. 17 augustus 2001 van de Forensisch Psychiatrische Dienst (FPD) te Utrecht blijkt dat de psychische conditie van klager op dat moment niet van dien aard was dat een verder verblijf in het h.v.b. alsonverantwoord moest worden beschouwd. Gezien klagers zeer lange passantentermijn, zijn jeugdige leeftijd en zijn afnemende motivatie voor behandeling is een urgente plaatsing in een tbs-inrichting echter wel wenselijk.
De beroepscommissie gaat er derhalve van uit dat er ten tijde van de bestreden beslissing geen aanleiding bestond om klager bij voorrang in een tbs-inrichting te plaatsen.

De beroepscommissie zal, al het hiervoor overwogene in aanmerking genomen, met toepassing van artikel 66, derde lid onder c, Bvt, volstaan met vernietiging van de bestreden beslissing. Zij gaat er daarbij vanuit dat klager tenspoedigste daadwerkelijk in de Van Mesdagkliniek dan wel een andere tbs-inrichting zal worden geplaatst.
Nu de rechtsgevolgen van de op materiële grond te vernietigen beslissing niet meer ongedaan zijn te maken dient klager terzake een tegemoetkoming te worden geboden. De Minister heeft klager een tegemoetkoming geboden vanaf dezestiende maand van de passantentermijn. De beroepscommissie zal deze tegemoetkoming overeenkomstig de vaste jurisprudentie echter vaststellen – en wel op € 600 per maand - vanaf de dag dat het verblijf van klager in een h.v.b.twaalf maanden heeft geduurd tot de dag waarop plaatsing in een tbs-inrichting daadwerkelijk is verwezenlijkt, met dien verstande dat dit bedrag na het verstrijken van een periode van drie maanden van voortgezet verblijf in eenh.v.b. wordt verhoogd met een bedrag van € 125 per maand. De beroepscommissie is wettelijk niet bevoegd te bepalen op welke wijze de Minister deze tegemoetkoming aan klager dient uit te keren.
Voorzover klager heeft aangevoerd dat hij is geselecteerd voor een onjuiste afdeling binnen de Van Mesdagkliniek, overweegt de beroepscommissie dat een dergelijk bezwaar in de onderhavige procedure niet aan de orde is.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij bepaalt de aan klager ten laste van de Minister toekomende tegemoetkoming op
€ 600 per maand vanaf de dag dat het verblijf van klager in een h.v.b. twaalf maanden heeft geduurd tot de dag waarop plaatsing in een tbs-inrichting daadwerkelijk is verwezenlijkt, met dien verstande dat dit bedrag na hetverstrijken van een periode van drie maanden van voortgezet verblijf in een h.v.b. wordt verhoogd met een bedrag van € 125 per maand.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. N. Jörg, voorzitter, mr. S.L. Donker en drs. J.R. van Veldhuizen leden, in tegenwoordigheid van mr. D.R. Kruithof, secretaris, op 19 februari 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven