Onderwerp: Bezoek-historie

Invloed van nationaliteit en vreemdelingenrecht (SB1023)
Geldigheid:07-09-2016 t/m Versie:vergelijk Status: Geldig vandaag

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Beleidsregel

Of tussen een persoon en Nederland een duurzame band van persoonlijke aard bestaat, kan mede worden afgeleid uit de verblijfsrechtelijk status in de zin van de Vreemdelingenwet 2000. De duurzame band tussen een vreemdeling en Nederland is immers groter naarmate de zekerheid op voortgezet verblijf in Nederland die een vreemdeling aan zijn verblijfstitel kan ontlenen, groter is. Voor het bestaan van een duurzame band van persoonlijke aard acht de SVB daarom van belang of de belanghebbende beschikt over een verblijfstitel voor bepaalde (artikelen 14 en 28 Vw 2000) of voor onbepaalde tijd (artikelen 20 en 33 Vw 2000). Hierbij hanteert de SVB het volgende beleid.

Indien de belanghebbende in het bezit is van een vergunning voor onbepaalde tijd neemt de SVB in het algemeen ingezetenschap aan. Als iemand een vergunning voor bepaalde tijd heeft, dan kan dit, bezien in het licht van de overige van belang zijnde omstandigheden, bijdragen tot de conclusie dat hij in Nederland woont. Als iemand (nog) niet beschikt over een vergunning tot verblijf bestaat in beginsel geen zekerheid op voortgezet verblijf in Nederland. In een dergelijke situatie kan een gerealiseerde verblijfsduur van drie jaar in Nederland echter een positieve aanwijzing vormen voor het aannemen van ingezetenschap.

Van verzekering op grond van ingezetenschap is pas sprake vanaf het moment dat de belanghebbende rechtmatig in Nederland verblijft. Wordt een vergunning tot verblijf verleend met terugwerkende kracht dan neemt de SVB met terugwerkende kracht verzekering aan tot het moment waarop het ingezetenschap is ontstaan; de verzekering kan echter niet ingaan voor de ingangsdatum van de vergunning.

Ten aanzien van een persoon met de Nederlandse nationaliteit of een in Nederland verblijvende vreemdeling die op grond van EU-recht beschikt over een materieel verblijfsrecht, slaat de SVB met name acht op de nationaliteit van de belanghebbende als de overige feiten en omstandigheden geen uitsluitsel bieden over de vraag of deze persoon in Nederland of elders woont. De SVB wenst hiermee te vermijden dat een persoon als ingezetene wordt aangemerkt uitsluitend wegens het bestaan van een juridische band met Nederland (HR 17 januari 1996).

Grondslag

artikel 14, 20, 28 en 33 Vreemdelingenwet 2000

Besluit beleidsregels SVB 2016

Naar boven