Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 01/2086/GA, 19 februari 2002, beroep
Uitspraakdatum:19-02-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 01/2086/GA

betreft: [klager] datum: 19 februari 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (PBW) heeft kennis genomen van een op 26 november 2001 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van locatie Het Veer te Amsterdam,

gericht tegen een uitspraak d.d. 6 november 2001 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 21 januari 2002, gehouden in de penitentiaire inrichtingen Amsterdam te Amsterdam, is gehoord de heer [...], directeur van de locatie Het Veer.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik gemaakt.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft het door de inrichting niet verzenden van een brief.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Ik ben niet bekend met eerdere meldingen over brieven die niet bij de geadresseerden zijn aangekomen. Als gevolg van de uitspraak van de beklagcommissie wordt voor mij een aansprakelijkheid gecreëerd die ik niet kan waarmaken. Hetzou betekenen dat van alle post een aantekening gemaakt moet worden. Dat wordt organisatorisch een groot probleem, gelet op de grote aantallen poststukken die de inrichting passeren. Ik sta er voor in dat al het personeel het belangvan het verzenden van post voor gedetineerden onderkent. Als men de postverzending niet vertrouwt, dan is het mogelijk om een brief aangetekend te versturen of extra aandacht voor verzending van een brief te vragen door dezebijvoorbeeld aan een afdelingshoofd af te geven.

Klager heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
Krachtens artikel 36 PBW heeft de gedetineerde het recht brieven en stukken per post te verzenden en te ontvangen.

De beroepscommissie is, met inachtneming van hetgeen uit de stukken en ter zitting naar voren is gekomen, van oordeel dat de directeur niet te kort is geschoten in zijn zorgplicht, in casu met betrekking tot het verzenden van eenbrief van klager. Voorzover al vaststaat dat klager een brief heeft verzonden en deze brief de geadresseerde niet heeft bereikt, geldt dat het risico van fouten bij de verzending van brieven bij de gedetineerde ligt. Om dit risicote verkleinen heeft de gedetineerde de mogelijkheid brieven aangetekend te verzenden. Onder omstandigheden kan het risico voor rekening van de inrichting komen. Daarbij valt bijvoorbeeld te denken aan de constatering van herhaaldeproblemen met de verzending van brieven. Alsdan kan extra zorg van de directeur worden verwacht. Nu in het onderhavige geval niet is gebleken van dergelijke omstandigheden, geldt de hoofdregel dat de verzending van brieven voorrisico van de gedetineerde geschiedt.
Het beroep zal derhalve gegrond worden verklaard, de uitspraak van de beklagcommissie zal worden vernietigd en het beklag zal alsnog ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart het beklag alsnog ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, dr. J.P.S. Fiselier en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 19 februari 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven