Beleidsregel
Op grond van de Anw kan een man of vrouw ook recht op
nabestaandenuitkering ontlenen aan het overlijden van een verzekerde met wie hij of zij op
het moment van overlijden niet langer was gehuwd. Betrokkene kan in dergelijke situaties
slechts recht hebben op een nabestaandenuitkering indien hij onmiddellijk voorafgaand aan
het overlijden van de ex-echtgenoot krachtens rechterlijke uitspraak, een notarieel verleden
overeenkomst of een mede door een advocaat ondertekende akte, recht had op alimentatie van
deze ex-echtgenoot op grond van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek. De SVB interpreteert
artikel 4 Anw zo dat indien de juridische verplichting tot het betalen van alimentatie ten
tijde van het overlijden bestond, niet van belang is of feitelijke betaling van de
alimentatie plaatsvond.
De verplichting tot het verschaffen van
levensonderhoud moet krachtens artikel 4 Anw tot stand zijn gekomen door tussenkomst van de
rechter of een bij de echtscheiding betrokken advocaat. Deze voorwaarde wordt blijkens de
wetsgeschiedenis vooral gehanteerd om te verzekeren dat de alimentatie-overeenkomst niet
onder misbruik van omstandigheden tot stand is gekomen. Aan dit uitgangspunt kan echter
eveneens zijn voldaan als bij de echtscheiding gebruik is gemaakt van bepaalde vormen van
alternatieve geschillenbeslechting zoals mediation. De SVB hanteert daarom het beleid dat
aan de voorwaarden gesteld in artikel 4, onder b Anw wordt geacht te zijn voldaan, indien
sprake is van een schriftelijke alimentatie-overeenkomst die ten tijde van de echtscheiding
tot stand is gekomen in een met voldoende waarborgen omklede procedure. Een
alimentatie-overeenkomst die tot stand is gekomen door bemiddeling van een bij het
Nederlands Mediation Instituut geaccrediteerde bemiddelaar wordt daarom door de SVB
aangemerkt als een alimentatie-overeenkomst zoals bedoeld in artikel 4, onder b
Anw.
Indien een alimentatieverplichting is opgelegd naar buitenlands
recht, hanteert de SVB als beleid dat de buitenlandse alimentatie wordt gelijkgesteld aan
een verplichting tot levensonderhoud zoals bedoeld in Boek 1 van het BW als de vereisten
voor en de rechtsgevolgen van de buitenlandse rechtsfiguur overeenkomen met die van hun
Nederlandse equivalent.
Voor de toepassing van artikel 4 Anw worden
(voormalig) ongehuwd samenwonenden niet met gehuwden gelijkgesteld.
Artikel 4, onder c Anw stelt aan het recht op uitkering voor een pseudo-nabestaande
de nadere voorwaarde dat deze slechts recht op een nabestaandenuitkering kan doen gelden
indien hij recht op een nabestaandenuitkering zou hebben gehad als de ex-echtgenoot op de
datum van de echtscheiding was overleden. Uit de jurisprudentie van de CRvB blijkt dat deze
voorwaarde zo moet worden verstaan dat indien zich na de datum van echtscheiding een
situatie voordoet die aanleiding geeft tot het intrekken van een nabestaandenuitkering, de
pseudo-nabestaande nadien geen recht op uitkering kan ontlenen aan het overlijden van de
ex-echtgenoot. Dit is slechts anders indien de intrekkingsgrond zou zijn gelegen in het
voeren van een gezamenlijke huishouding en deze gezamenlijke huishouding binnen zes maanden
na aanvang is verbroken.
De hoogte van de nabestaandenuitkering waarop
een nabestaande op grond van artikel 4 Anw aanspraak kan maken, is gerelateerd aan de hoogte
van de alimentatieverplichting op het moment van overlijden. Indien de alimentatie gelijk
aan of hoger was dan de maximale bruto nabestaandenuitkering, bestaat in beginsel recht op
de maximale bruto nabestaandenuitkering. Bij een alimentatie die lager was dan de maximale
bruto nabestaandenuitkering, wordt het recht op de nabestaandenuitkering uitgedrukt in een
percentage dat overeenstemt met de verhouding waarin de laatst ontvangen alimentatie tot de
maximale bruto nabestaandenuitkering stond.
Met betrekking tot de duur
van het recht op een nabestaandenuitkering op grond van deze bepaling heeft de SVB als
beleidslijn vastgesteld dat deze wordt bepaald door de verdere voorwaarden van de Anw en dus
niet samenhangt met de looptijd van de oorspronkelijke alimentatieverplichtingen.
Grondslag
De tekst van de beleidsregels Awb en de beleidsregels Overige onderwerpen is afgesloten naar de stand van de wetgeving en de jurisprudentie op 1 november 2014. De tekst van de overige delen van de beleidsregels (het deel AOW, Anw, AKW, OBR, Remigratiewet, MKOB, Regeling niet-KOB-gerechtigden, TOG, TAS en TNS en het deel Internationaal) is niet aangepast.
artikel 4 Anw
Besluit beleidsregels SVB 2014