Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 02/0041/GV, 6 februari 2002, beroep
Uitspraakdatum:06-02-2002

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 02/41/GV

betreft: [...] datum: 6 februari 2002

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (PBW) heeft kennis genomen van een op 31 december 2001 bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 21 december 2001 genomen beslissing van de Minister van Justitie (de Minister),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Minister in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om zijn beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Minister heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Klager heeft aangevoerd dat zijn verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting ten onrechte is afgewezen. Dit heeft hij als volgt toegelicht.
Hij neemt op basis van zijn goede gedrag tijdens zijn detentie deel aan een maatschappelijk integratie-traject (MI-traject). Dat betekent dat hij ook naar een half open inrichting zou gaan. Tijdens zijn detentie heeft hij zijndiploma gehaald zodat hij een redelijke kans heeft om na zijn detentie een normaal en sociaal leven op te bouwen, maar dan moet hij wel de kans krijgen om te kunnen resocialiseren.

De Minister heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft al sedert zeer jeugdige leeftijd contacten met justitie wegens het plegen van vermogens- en geweldsmisdrijven. Voorafgaand aan de huidige detentie onderging hij een gevangenisstraf van drie jaar wegens het plegen vaneen ernstig geweldsdelict. Thans ondergaat hij een gevangenisstraf van vijf jaar, wegens het plegen van roofovervallen, begaan met anderen, in woningen. Daarbij werd gebruik gemaakt van een vuurwapen en een mes. Er werd grof geweldtoegepast.
Slachtoffers van dergelijke geweldsdelicten – waarbij in ernstige mate inbreuk is gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de slachtoffers – ondervinden nog lange tijd de psychische gevolgen hiervan in de vorm van angstgevoelens.Bovendien veroorzaken dergelijke delicten gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving.
Gelet op het belang van de slachtoffers en het hoog ingeschatte recidivegevaar wordt verlofverlening maatschappelijk onaanvaardbaar geacht. Daarnaast blijkt uit de stukken dat klager te kampen heeft met(soft)drugsverslavingsproblematiek. Dit leverde tijdens zijn detentie – naast rapporten op grond van zijn gedrag – diverse disciplinaire straffen op.
Ondanks het positieve inrichtingsadvies is er geen vertrouwen in een goed verloop van een verlof.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van unit 2 te Krimpen aan den IJssel heeft geadviseerd het gevraagde verlof toe te staan, mits klager negatief scoort op zijn laatste urinecontrole. Dit gebeurde ook; klager scoorde bij een op 26 november 2001 afgenomenurinecontrole negatief. In het advies is voorts nog opgenomen dat klagers houding naar het personeel aanvankelijk slecht was, maar dat dit ondertussen verbeterd is, hoewel hij op correcties heftig kan reageren. Hij wordt omschrevenals een persoon die veel aandacht vraagt en wiens houding snel kan omdraaien.
De Advocaat-generaal bij het ressortsparket 's-Gravenhage heeft negatief geadviseerd op de volgende gronden. Klager is veroordeeld tot een langdurige gevangenisstraf, wegens het plegen van roofovervallen, begaan met anderen, inwoningen. Daarbij werd een vuurwapen en een mes gebruikt en is grof geweld toegepast. Het verlof kan ter bescherming van de slachtoffers, die niet het gevaar mogen lopen met klager te worden geconfronteerd, niet worden verleend.Bovendien is niet uitgesloten dat hij opnieuw slachtoffers maakt daar klager al eerder, namelijk op 12 augustus 1997 door de arrondissementsrechtbank te Maastricht veroordeeld werd tot drie jaar gevangenisstraf wegens het plegen vaneen overval. Ook daarvóór was hij al vaker voor soortgelijke en andere vermogensdelicten veroordeeld.
De regiopolitie Kennemerland heeft gemeld dat er geen bezwaar bestaat tegen het verlenen van verlof.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van vijf jaar, wegens diefstal met geweld, gepleegd in vereniging en meermalen begaan alsmede wegens afpersing, gepleegd in vereniging en meermalen begaan. De wettelijk vroegst mogelijkev.i.-datum valt op of omstreeks 20 augustus 2002.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Er bestaat, gezien klagers recidivestaat, gevaar voor ernstige verstoring van de openbare orde of het plegen van strafbare feiten tijdens verlof. Klager heeft immers al sinds jeugdige leeftijd contacten met justitie wegens hetplegen van vermogens- en geweldsmisdrijven, waarbij geweld werd gebruikt en in vereniging met meerdere personen werd geopereerd. Bovendien bestaat het risico van maatschappelijke onrust nu de delicten waarvoor klager thansgedetineerd is, plaatsvonden in de woningen van de slachtoffers, hetgeen leidt tot gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving.
Ten slotte bestaat er risico voor een ongestoord verlof als gevolg van de agressieve persoonlijkheid van klager. Uit het inrichtingsadvies blijkt dat klager heftig op correcties kan reageren en wordt omschreven als een persoon dieveel aandacht vraagt en wiens houding snel kan omdraaien.
De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheden een forse contra-indicatie vormen voor verlofverlening en dat deze, ondanks de positieve adviezen van de inrichting en de politie, een afwijzing van klagersverlofaanvraag rechtvaardigen. Derhalve is de beslissing van de Minister niet in strijd met de wet en kan deze, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onderb, e en i van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (d.d. 24 december 1998, nr. 733726/98/DJI), evenmin als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. A.G. Bosch en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Vodegel, secretaris, op 6 februari 2002.

secretaris voorzitter

Naar boven