Onderwerp: Bezoek-historie

Duurzaam gescheiden leven (SB1002)
Geldigheid:03-06-2007 t/m 14-06-2008Versie:vergelijk Status: Was geldig

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Beleidsregel

Artikel 1, lid 3, onder b AOW bepaalt dat als ongehuwd wordt aangemerkt degene die duurzaam gescheiden leeft van de persoon met wie hij gehuwd is.

Artikel 3, lid 2 Anw bepaalt dat een persoon die duurzaam gescheiden leeft van degene met wie hij gehuwd is en een gezamenlijke huishouding voert met een andere persoon, in het kader van die gezamenlijke huishouding als ongehuwd moet worden aangemerkt.

Voor de toepassing van de AOW is het van belang of de pensioengerechtigde gehuwd of ongehuwd is in verband met de hoogte van het pensioenbedrag en het recht op toeslag. Indien een echtpaar waarvan beide partners 65 jaar of ouder zijn, duurzaam gescheiden gaat leven dienen beide gehuwdenpensioenen verhoogd te worden tot het bedrag van het ongehuwdenpensioen. Als een pensioengerechtigde aan wie een gehuwdenpensioen en een toeslag is toegekend, duurzaam gescheiden gaat leven heeft hij recht op een ongehuwdenpensioen en heeft hij geen aanspraak meer op een toeslag.

Wanneer aan het duurzaam gescheiden leven een einde komt, anders dan door overlijden, worden beide ongehuwdenpensioenen verlaagd tot het bedrag van het gehuwdenpensioen of wordt de toeslag weer toegekend.

Voor de toepassing van de Anw is het van belang vast te stellen of een persoon als gehuwd moet worden aangemerkt in verband met zowel het verkrijgen als het vervallen van een recht op nabestaandenuitkering. Als een persoon aan wie een nabestaandenuitkering is toegekend een gezamenlijke huishouding gaat voeren moet deze persoon als gehuwd worden aangemerkt en vervalt het recht op nabestaandenuitkering. Daarentegen kan door het overlijden van een echtgenoot een recht op nabestaandenuitkering ontstaan voor de nog levende echtgenoot.

De Remigratiewet kent geen algemene bepaling op grond waarvan de remigrant die duurzaam gescheiden van zijn echtgenoot of geregistreerde partner leeft als ongehuwd wordt aangemerkt. Wel sluit artikel 2, lid 2 Uitvoeringsbesluit Remigratiewet de gehuwde remigrant die duurzaam gescheiden van zijn echtgenoot of geregistreerde partner leeft, uit van de algemene regel dat de gehuwde remigrant wiens echtgenoot of geregistreerde partner in Nederland woont slechts voor voorzieningen op grond van de Remigratiewet in aanmerking kan komen indien beide echtgenoten of partners tot remigratie overgaan.

Artikel 5 Remigratiewet bepaalt voorts dat indien de remigrant een partner heeft en hij ophoudt met deze persoon een gezamenlijke huishouding te voeren, de remigrant en zijn partner ieder een recht verkrijgen op remigratievoorzieningen voor een alleenstaande remigrant. De SVB gaat er voor de toepassing van dit laatste artikel van uit dat een wettig gehuwde remigrant of een remigrant met een geregistreerde partner pas is opgehouden met zijn echtgenoot of partner een gezamenlijke huishouding te voeren als de remigrant volgens de hieronder geformuleerde criteria duurzaam gescheiden van zijn echtgenoot of partner leeft.

Voor de toepassing van de TAS is het onderhavige begrippenkader van belang vanwege het feit dat bij overlijden van een werknemer zijn echtgenoot recht op uitkering kan hebben.

Het begrip duurzaam gescheiden leven ziet op een feitelijke situatie. Scheiding van tafel en bed en echtscheiding zijn niet van belang indien daarvóór al sprake is van duurzaam gescheiden leven.

Het begrip duurzaam gescheiden leven is nader uitgewerkt in rechterlijke uitspraken. Uit onder meer de uitspraak van de HR van 10 februari 1960, leidt de SVB het volgende af. Voor het aannemen van duurzaam gescheiden leven is naast de feitelijke toestand ook de wil van de echtgenoten van belang, tenzij er sprake is van feitelijke onmogelijkheid tot hervatting van de samenleving (de CRvB heeft dit standpunt nadien bevestigd in de uitspraken van 17 december 1987 en 6 december 1989).

Volgens de CRvB (zie bijvoorbeeld de uitspraken van 30 mei 1973, 5 september 1989 en 5 oktober 1989) is er sprake van duurzaam gescheiden leven in de situatie waarin

  • de echtelijke samenleving is geëindigd door de wil van één of beide echtgenoten; én
  • ieder afzonderlijk zijn eigen leven leidt als ware hij niet met de ander gehuwd; én
  • deze toestand door één of beide echtgenoten als bestendig is bedoeld.

De wil van (een van) de echtgenoten noch de feitelijke toestand is op zichzelf doorslaggevend. De samenleving wordt pas verbroken geacht als de wil daartoe zich naar buiten toe uitdrukkelijk manifesteert of als zich een bestendige toestand van een verbroken samenleving voordoet (zie in dit verband de uitspraken van de CRvB van 25 februari 1985 en 21 november 1990).

Op grond van deze jurisprudentie hanteert de SVB het volgende beleid.

Gehuwden worden als duurzaam gescheiden levend aangemerkt indien:

  • er sprake is van een door (een van) de echtgenoten gewilde en als bestendig bedoelde situatie waarbij de feitelijke toestand uitwijst dat beiden een afzonderlijk leven leiden alsof er geen huwelijk was, of
  • er sprake is van een door de echtgenoten ongewilde situatie waarbij de samenleving onmogelijk is geworden en feitelijk en (naar gangbare objectieve maatstaven beoordeeld) permanent is verbroken. Indien beide betrokkenen in laatstbedoelde situatie evenwel aangeven bij voortduring als gehuwd te willen worden aangemerkt dan wordt deze wens gerespecteerd, waarbij niet van belang is of betrokkenen zich nog als echtgenoten gedragen en presenteren. Op een rechtens onaantastbare beschikking waarin is vastgesteld dat een situatie van duurzaam gescheiden leven is ingetreden, komt de SVB uitsluitend terug indien sprake is van nieuw gebleken feiten of veranderde omstandigheden in de zin van artikel 4:6 Awb of indien de beschikking onmiskenbaar onjuist moet worden geacht zoals bedoeld in Deel I, § 5.3.1.2.

Indien een van de echtgenoten voor langere tijd ter verpleging is opgenomen in een verpleeghuis, maar deze situatie niet op voorhand als onomkeerbaar is aan te merken, zal bij de beoordeling of sprake is van duurzaam gescheiden leven ook acht worden geslagen op andere factoren, die erop duiden dat niet de wil bestaat tot verbreking van de echtelijke samenleving, zoals regelmatig contact en gemeenschappelijke financiën.

De Anw kent geen bepaling op grond waarvan duurzaam gescheiden levende echtgenoten als ongehuwd moeten worden aangemerkt. Dit heeft tot gevolg dat bij het overlijden van een van de duurzaam gescheiden levende echtgenoten de andere echtgenoot als nabestaande kan worden aangemerkt. Er kan zich de bijzondere situatie voordoen dat een gehuwde persoon duurzaam gescheiden leeft van zijn echtgenoot en een gezamenlijke huishouding voert met een andere persoon. Ingevolge artikel 3, tweede lid van de Anw is hij dan gehuwd met degene met wie hij een gezamenlijke huishouding voert. De SVB interpreteert artikel 3, tweede lid zo, dat hij als ongehuwd wordt aangemerkt ten opzichte van de echtgenoot van wie hij duurzaam gescheiden leeft. Hij wordt derhalve na het overlijden van de echtgenoot van wie hij duurzaam gescheiden leeft niet als nabestaande aangemerkt. Hij wordt daarentegen wel als nabestaande aangemerkt na het overlijden van degene met wie hij een gezamenlijke huishouding voert.

Een andere situatie waarmee rekening moet worden gehouden betreft de echtgenoot die duurzaam gescheiden leeft en geen gezamenlijke huishouding voert. Deze blijft gehuwd met zijn wettige echtgenoot, ook als deze wettige echtgenoot een gezamenlijke huishouding voert met een ander. Dit leidt tot de bijzondere situatie dat als de wettige echtgenoot komt te overlijden, zowel zijn echtgenoot waarvan hij duurzaam gescheiden leeft als zijn echtgenoot in de zin van artikel 3, tweede lid, als nabestaande in de zin van de Anw recht kunnen hebben op een uitkering. De SVB baseert deze interpretatie op de systematiek van de Anw, in het bijzonder artikel 3, tweede lid.

Grondslag

Deze Beleidsregels zijn gebaseerd op de volgende wetsartikelen, zoals die luidden op 4 april 2007.

artikel 1, lid 3, onder b AOW, artikel 3, lid 2 Anw, artikel 5 Remigratiewet, artikel
2, lid 2 Uitvoeringsbesluit Remigratiewet, artikel 1, lid 3 TAS

Besluit beleidsregels SVB 2007

Naar boven