Onderwerp: Bezoek-historie

Verlaging of intrekking van de uitkering (SB1407)
Geldigheid:28-11-2024 t/m Versie:vergelijk
Vergelijk versie 2 met:
Status: Geldig vandaag

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Inleiding

Deze beleidsregel gaat over het moment waarop een uitkering door de SVB wordt verlaagd of ingetrokken. De beleidsregel geeft daarnaast invulling aan het begrip ‘dringende redenen’. De beleidsregel geldt voor de AOW, de Tijdelijke regeling overbruggingsuitkering (OBR), de Remigratiewet, de Participatiewet, de AKW en de Anw.

Wijziging van omstandigheden

Voor de AOW, de OBR en de Remigratiewet gaat een verlaging of intrekking als gevolg van een wijziging van de omstandigheden doorgaans in op de eerste dag van de maand volgende op die waarin de wijziging plaatsvindt. Voor de Participatiewet, de AKW en de Anw geldt het volgende beleid.

Participatiewet

De Participatiewet bevat geen bepaling over een verlaging of intrekking wegens wijziging van de omstandigheden.

Beleid

De SVB past de AIO-aanvulling in beginsel aan vanaf de dag waarop de wijziging plaatsvindt.

Als het inkomen wijzigt, dan gaat de verlaging of intrekking in op de eerste dag van de maand waarin de wijziging plaatsvindt.

Als het ouderdomspensioen en de AIO-aanvulling door een aanpassing in de leefsituatie wijzigen, dan past de SVB de AIO-aanvulling aan vanaf dezelfde dag als het ouderdomspensioen. Wijzigt het ouderdomspensioen niet, dan past de SVB de AIO-aanvulling aan vanaf de dag waarop de wijziging plaatsvindt. Als door de wijziging van de leefsituatie geen recht meer bestaat op AIO-aanvulling, stopt het recht op AIO-aanvulling vanaf de eerste dag van de maand volgend op die waarin de wijziging plaatsvindt. De SVB voert dit beleid omdat zij het ouderdomspensioen en de AIO-aanvulling tegelijk betaalt.

AKW

De AKW bevat geen specifieke bepaling over een verlaging of intrekking wegens wijziging van de omstandigheden. Wel is geregeld dat de situatie op de eerste dag van een kwartaal bepalend is voor het recht op kinderbijslag over het betreffende kwartaal. De SVB noemt de eerste dag van het kwartaal de peildatum.

Beleid

Bij een wijziging op de peildatum past de SVB de kinderbijslag aan vanaf het kwartaal waarin de wijziging plaatsvindt. Bij een wijziging na de peildatum past de SVB de kinderbijslag aan vanaf het volgende kwartaal.

Anw

De SVB past de Anw-uitkering in beginsel aan vanaf de eerste dag van de maand na de maand waarin de wijziging plaatsvindt. Bij een wijziging van het inkomen past de SVB de nabestaandenuitkering aan vanaf de eerste dag van de maand waarin de wijziging plaatsvindt.

Als een nabestaande niet langer arbeidsongeschikt is, past de SVB een uitlooptermijn toe bij de beëindiging van de nabestaandenuitkering. Dit volgt uit jurisprudentie van de CRvB (ECLI:NL:CRVB:1999:AA8620, ECLI:NL:CRVB:2000:ZB8796 en ECLI:NL:CRVB:2011:BR1933. De SVB past geen uitlooptermijn toe als de nabestaande weer is gaan werken en hierdoor niet langer arbeidsongeschikt is.

Beleid

De uitlooptermijn begint op de eerste dag van de maand na de maand waarin het UWV aan betrokkene een brief heeft gestuurd over de herbeoordeling en de passende functies. Als het UWV deze brief niet heeft verstuurd, dan begint de uitlooptermijn op de eerste dag van de maand na de maand waarin de SVB het beëindigingsbesluit heeft verzonden.

De uitlooptermijn voor nabestaanden die in Nederland wonen, is twee maanden. De uitlooptermijn voor nabestaanden in het buitenland is langer, omdat de SVB rekening houdt met hun mogelijkheden om tot de arbeidsmarkt toe te kunnen treden. Daarom geldt voor buiten Nederland wonende EU-onderdanen een uitlooptermijn van vier maanden en voor overige in het buitenland wonende nabestaanden zes maanden.

Dringende reden in de AOW, de OBR, de Remigratiewet, de Participatiewet, de AKW en de Anw

De SVB herstelt een wijziging die gevolgen heeft voor betalingen die in het verleden zijn gedaan in beginsel met volledig terugwerkende kracht. Dit doet de SVB ook als er geen wijziging is opgetreden, maar bijvoorbeeld door een fout van de SVB de uitkering in het verleden verkeerd is vastgesteld. De SVB ziet geheel of gedeeltelijk af van verlaging of intrekking van de uitkering over het verleden, als daarvoor dringende redenen aanwezig zijn.

Verlaging of intrekking over perioden in het verleden

Als de SVB een uitkering verlaagt of intrekt over een periode in het verleden, houdt de SVB rekening met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.

Beleid

De SVB heeft beleid ontwikkeld voor 3 situaties die veel voorkomen:

  1. Betrokkene heeft de mededelingsplicht geschonden. De uitkering wordt dan verlaagd of ingetrokken met een terugwerkende kracht van maximaal 5 jaar. Als betrokkene grove schuld heeft aan het niet nakomen van de mededelingsplicht, is de terugwerkende kracht maximaal 10 jaar. In geval van opzet is de terugwerkende kracht maximaal 20 jaar.
  2. Door een fout van de SVB is een onjuist besluit genomen. De uitkering wordt dan zonder terugwerkende kracht verlaagd of ingetrokken.

In geval van een ‘kenbaar evidente fout’ wordt de uitkering wel met een terugwerkende kracht verlaagd of ingetrokken. De mate van terugwerkende kracht is een percentage van de periode waarover de SVB te veel uitkering heeft betaald, namelijk:

  • 25% en maximaal 5 jaar als betrokkene de fout uit eigen beweging meldt aan de SVB;
  • 50% en maximaal 5 jaar als betrokkene heeft verzuimd de fout aan de SVB te melden;
  • 75% en maximaal 10 jaar als betrokkene grove schuld heeft aan het niet melden van deze fout;
  • 100% en maximaal 20 jaar als betrokkene met opzet de fout niet aan de SVB heeft gemeld.

Of sprake is van een ’kenbaar evidente fout’ beoordeelt de SVB aan de hand van de communicatie tussen de SVB en de individuele betrokkene. Daarnaast is van belang welk besluit betrokkene van de SVB mocht verwachten op grond van de door hem verstrekte informatie. De SVB verwacht wel van betrokkene dat hij de brieven van de SVB zorgvuldig leest, maar niet dat hij de inhoud van de brieven controleert aan de hand van de wet- en regelgeving, de beleidsregels en de website van de SVB.

  1. Betrokkene ontvangt met terugwerkende kracht een nabetaling van een andere instantie. In dat geval wordt de uitkering met dezelfde terugwerkende kracht verlaagd of ingetrokken.

 

Evenredigheidstoets

Ook ziet de SVB geheel of gedeeltelijk af van de voorgenomen verlaging of intrekking als de bijzondere omstandigheden van het geval ertoe leiden dat de mate van terugwerkende kracht onevenredig is. Bij deze beoordeling hecht de SVB belang aan:

  • de mate waarin de betrokkene een verwijt kan worden gemaakt; en
  • de mate waarin de SVB een verwijt kan worden gemaakt.

Afbouw of uitstel in zeer bijzondere situaties

De SVB kan in zeer bijzondere situaties een afbouwregeling toepassen of de verlaging of intrekking van de uitkering uitstellen. Dit speelt alleen als de uitkering zonder terugwerkende kracht wordt verlaagd of ingetrokken.


Beleid

De SVB past een afbouwregeling toe om betrokkene geleidelijk aan zijn nieuwe situatie te laten wennen. De SVB bouwt de uitkering dan stapsgewijs gedurende maximaal 3 jaar af. Daarbij houdt de SVB rekening met de hoogte van de inkomensachteruitgang en de lengte van de periode waarover te veel is ontvangen. In plaats van een afbouwregeling kan de SVB de verlaging of intrekking van de uitkering gedurende een korte periode uitstellen. Voor afbouw of uitstel gelden de volgende cumulatieve voorwaarden:

  • De SVB heeft onjuiste of onvolledige inlichtingen verstrekt of de SVB heeft nagelaten noodzakelijke inlichtingen te verstrekken, waardoor betrokkene verlaging of intrekking van de uitkering niet hoefde te verwachten.
  • Betrokkene was niet op de hoogte van de noodzaak tot verlaging of intrekking van de uitkering, terwijl dit hem ook niet redelijkerwijs duidelijk hoefde te zijn.
  • Door verlaging of intrekking van de uitkering ontstaan financiële problemen die betrokkene niet op een andere wijze kan compenseren.

De keuze voor afbouw of uitstel hangt af van de specifieke omstandigheden van het geval.

Naar boven