Beleidsregel
De beslistermijn vangt aan op het moment dat het
aanvraagformulier voor een uitkering bij de SVB is ontvangen. Indien de aanvraag via een
buitenlands verbindingsorgaan, een Nederlands bestuursorgaan of, indien het een aanvraag om
uitkering op grond van de TAS of TNS betreft, bij het IAS wordt ingediend, begint de
beslistermijn te lopen op het moment dat de SVB de aanvraag van het betreffende orgaan heeft
ontvangen.
Ingevolge de artikelen 51 AOW, 65a Anw en 29c AKW dient de SVB
op een aanvraag op grond van deze wetten binnen een redelijke termijn na ontvangst van de
aanvraag te beslissen. Het tweede lid van genoemde bepalingen regelt dat een redelijke
termijn in ieder geval is verstreken wanneer binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag
geen beschikking is genomen. Op grond van het derde lid van deze artikelen is verlenging met
een redelijke termijn mogelijk indien de beschikking niet binnen acht weken kan worden
genomen. De SVB maakt van deze verlengingstermijn gebruik door de beslistermijn in beginsel
met maximaal acht weken te verlengen indien dit nodig is voor onderzoek naar de feiten. De
SVB maakt alleen gebruik van een langere verlengingstermijn dan acht weken als zij bij het
nemen van de beslissing tot verlenging gemotiveerd kan aangeven dat het onderzoek naar de
feiten deze langere termijn noodzakelijk maakt.
De SVB stuurt personen
die in Nederland wonen een half jaar voor zij 65 jaar worden een aanvraagformulier voor een
AOW pensioen (zie deel I, Toekenning op aanvraag, SB1065). Indien in die gevallen de
aanvraag eerder wordt ingediend dan acht weken voor de ingang van het AOW-pensioen,
beschouwt de SVB een verlenging van de beslistermijn tot de eerste dag van de maand waarin
de aanvrager 65 jaar wordt als redelijk.
Indien sprake is van vertraging
bij het nemen van een beslissing op aanvraag wordt de beslistermijn opgeschort zolang de
vertraging aan de aanvrager kan worden toegerekend, De SVB rekent de vertraging in ieder
geval toe aan de aanvrager indien hij vlak voor het einde van de beslistermijn spontaan
nieuwe gegevens overlegt. In dat geval schort zij de beslistermijn met ten hoogste acht
weken op.
Als de aanvrager niet of niet tijdig reageert op een verzoek om
informatie, anders dan op een verzoek om aanvulling van de aanvraag (zie deel III,
Aanvulling van de aanvraag, SB3196) rekent de SVB de vertraging eveneens aan hem toe. In dat
geval schort de SVB de beslistermijn op met ingang van de dag waarop zij de aanvrager op
zijn verzuim heeft gewezen tot de dag waarop de SVB de informatie heeft ontvangen of de
hersteltermijn ongebruikt is verstreken.
Ingevolge artikel 4:15, tweede
lid, onder c Awb wordt de beslistermijn opgeschort in geval van overmacht. Volgens de SVB is
in ieder geval sprake van overmacht indien de voor het nemen van een beschikking benodigde
gegevens verloren zijn gegaan of voor langere tijd ontoegankelijk zijn ten gevolge van
abnormale en onvoorziene omstandigheden die liggen buiten de invloedssfeer van de
SVB.
Indien een uitkering tijdelijk bij wijze van voorschot wordt
verleend (zie Deel I, Toekenning van voorschotten, SB1068) wordt deze beslissing niet
aangemerkt als de definitieve beslissing op de aanvraag, als bedoeld in de hierboven
weergegeven bepalingen. Indien deze beslissing niet binnen de wettelijke beslistermijn kan
worden gegeven wordt naast de voorschotbeslissing ook een kennisgeving van verlenging van de
beslistermijn aan de aanvrager gezonden.
Grondslag
De tekst van de beleidsregels AOW, Anw, AKW, OBR, Remigratiewet, MKOB, Regeling niet-KOB-gerechtigden, TOG, TAS en TNS en de beleidsregels Internationaal is afgesloten naar de stand van de wetgeving op 31 december 2013 en de stand van de jurisprudentie op 21 februari 2014. De tekst van de overige delen van de beleidsregels (de delen Awb en Overige onderwerpen) is niet aangepast.
artikel 4:13 en artikel 4:15 Awb, artikel 29c AKW, artikel 64 a Anw, artikel 51 AOW,
artikel 8a TOG, artikel 12, lid 2 Besluit voorzieningen Remigratiewet, artikel 4:15
Awb
Besluit beleidsregels SVB 2013