Beleidsregel
Op grond van de letterlijke tekst van artikel 48, eerste lid zou
de SVB geen nabestaandenuitkering hoeven toe te kennen als de overledene op de datum van
overlijden krachtens de wetgeving van een andere lidstaat verzekerd was en hij ingevolge de
Anw korter dan één jaar verzekerd is geweest. In het arrest Malfitano van het HvJ EG is
echter beslist dat deze bepaling niet aan de betrokkene mag worden tegengeworpen als de
desbetreffende nationale regeling geen eisen stelt aan de duur van de verzekering voor de
opening van het recht op uitkering. Voor de toepassing van de Anw, in het kader van welke
wet geen wachttijd geldt, betekent dit dat een nabestaandenuitkering ook kan worden
toegekend als de duur van de verzekering in Nederland korter was dan één jaar en de
betrokkene op datum van overlijden krachtens de wetgeving van een andere lidstaat verzekerd
was.
In de situatie waarin de uitsluitingsgrond van artikel 15, eerste
lid, onder b Anw van toepassing is en uitsluitend recht op uitkering zou kunnen ontstaan via
een beroep op de arresten Moscato en Klaus (zie Deel II, In aanmerking te nemen tijdvakken
voor de opening van het recht op uitkering, SB2150), is artikel 48 wel van toepassing. Dit
brengt met zich dat indien een verzekerde uitsluitend in het jaar voorafgaande aan het
overlijden tijdvakken van verzekering ingevolge de Anw heeft vervuld, en de
gezondheidstoestand van de verzekerde bij aanvang van de verzekering het overlijden binnen
een jaar redelijkerwijs moest doen verwachten, er geen recht op nabestaandenuitkering
ontstaat.
Artikel 48, lid 2 Vo. 1408/71 schrijft voor dat als een
uitkering uit een lidstaat wordt geweigerd op grond van het eerste lid van dat artikel,
andere lidstaten de periode van verzekering van minder dan één jaar in aanmerking dienen te
nemen voor de berekening van een pensioen krachtens artikel 46, tweede lid Vo. 1408/71. Uit
het HvJ EG-arrest Vermaut volgt dat dit ook dient te gebeuren als het pensioen
nationaalrechtelijk wordt berekend, dus zonder terug te vallen op samentellings- en
prorateringsregels. Wanneer een ouderdomspensioen door een lidstaat wordt geweigerd op grond
van het eerste lid van artikel 48, worden de tijdvakken van verzekering korter dan één jaar
in aanmerking genomen bij de berekening van een pensioen krachtens de AOW, alsof die
tijdvakken krachtens de AOW waren vervuld. Door de SVB worden tijdvakken korter dan één jaar
eveneens in aanmerking genomen bij de berekening van de uitkering ingevolge de AOW als deze
reeds zijn meegeteld voor de berekening van een ouderdomspensioen uit een andere lidstaat
van de EU dan Nederland.
Bij de toepassing van de Anw is het tweede lid
van artikel 48 uitsluitend relevant voor de berekening met toepassing van de samentellings-
en prorateringsregels. Ingeval van een nationaalrechtelijke berekening is de duur van het
verzekeringsverleden in verband met het risicokarakter van de Anw immers niet van belang
voor de hoogte van de uitkering.