Beleidsregel
Artikel 12, eerste lid, Verordening (EG) nr. 883/2004 stelt als voorwaarde dat de werkgever van een te detacheren werknemer zijn werkzaamheden normaliter verricht in de zendende lidstaat. In artikel 14, tweede lid Verordening (EG) 987/2009 is gepreciseerd dat hiervan sprake is als de werkgever is gevestigd op het grondgebied van de zendende lidstaat en hij daar werkzaamheden van betekenis verricht.
De SVB hanteert het beleid dat een werkgever die niet in Nederland zetelt of hier geen domicilie houdt toch in Nederland is gevestigd als hij hier een vaste inrichting heeft en deze optreedt of kan optreden als inhoudingsplichtige voor de loonheffing. Voor de uitleg van het begrip ‘vaste inrichting’ knoopt de SVB aan bij de definitie van dit begrip in artikel 5 van het OESO Modelverdrag. Hierin wordt ‘vaste inrichting’ gedefinieerd als een vaste bedrijfsinrichting met behulp waarvan de werkzaamheden geheel of gedeeltelijk worden uitgeoefend.
Bij de bepaling of de werkgever in de zendende lidstaat werkzaamheden van betekenis verricht, hanteert de SVB onder meer de volgende door het Hof van Justitie EU in zijn arrest Fitzwilliam neergelegde criteria die zijn vervat in punt 1, vijfde alinea, van Besluit nr. A2 van de Administratieve Commissie:
-
de plaats waar de detacherende werkgever zijn statutaire zetel en hoofdkantoor heeft;
-
het aantal administratieve personeelsleden van de detacherende werkgever dat in de staat van detachering en de staat van tewerkstelling werkzaam is;
-
de plaats waar de gedetacheerde werknemer wordt aangeworven;
-
de plaats waar het merendeel van de contracten van de werkgever met haar klanten wordt gesloten;
-
de wetgeving die op de contracten van de detacherende werkgever met haar klanten en werknemers van toepassing is;
-
het aantal contracten dat in de detacherende lidstaat en de lidstaat van tewerkstelling is uitgevoerd;
-
de omzet die gedurende een voldoende representatieve periode door de detacherende werkgever in de detacherende lidstaat en de lidstaat van tewerkstelling is behaald.
Hierbij leidt de SVB uit het arrest Van der Vecht van het Hof van Justitie EU af, dat voor zover bij de beoordeling de omzet van de onderneming in de afzonderlijke lidstaten wordt betrokken, het voor de vaststelling van de omvang van de bedrijfsactiviteiten niet van belang is wat de aard is van de werkzaamheden die in de respectieve lidstaten worden verricht.