Onderwerp: Bezoek-historie

Tijdvakken na 29 juli 1991 (SB2132)
Geldigheid:03-06-2007 t/m 14-06-2008Versie:vergelijk Status: Was geldig

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Beleidsregel

Werknemers of zelfstandigen die ophouden onderworpen te zijn aan de wetgeving van hun laatste werkland, zijn onderworpen aan de wetgeving van hun woonland op grond van artikel 13, tweede lid, onder f Vo. 1408/71. Zoals volgt uit artikel 10 ter Vo. 574/72 wordt aan de hand van het nationale recht van het laatste werkland bepaald of betrokkene aan die wetgeving onderworpen blijft. Voor de toepasselijkheid van de Nederlandse wetgeving wordt onderzocht of betrokkene nog voor één of meerdere takken van verzekering is aangesloten bij het Nederlandse stelsel.

Op grond van artikel 4, tiende lid, onder b Vo. 574/72 geven door de lidstaten aan te wijzen organen verklaringen af waaruit blijkt of een persoon nog steeds onderworpen is aan de wetgeving van zijn laatste werkland in de zin van artikel 10 ter Vo. 574/72. Voor Nederland is de SVB aangewezen. De bewuste verklaringen worden afgegeven door Kantoor Verzekeringen, Postbus 357, 1080 AJ Amstelveen. Indien een lidstaat geen orgaan heeft aangewezen in de zin van artikel 4, tiende lid, onder f, wendt de SVB zich tot de bevoegde autoriteit van de lidstaat van het laatste werkland en tot de bekende verbindingsorganen. Indien uit de gegevens van deze verbindingsorganen of uit gegevens die zijn aangeleverd door de belanghebbende blijkt dat de betrokkene nog voor één of meerdere takken van verzekering is aangesloten bij het wettelijke stelsel van het laatste werkland, is de Nederlandse wetgeving niet van toepassing. Uit rechtspraak van het HvJ EG volgt wel de voorwaarde dat deze verzekering nog een daadwerkelijke dekking moet geven voor één of meerdere risico’s als genoemd in artikel 4, eerste lid Vo. 1408/71. Er is bijvoorbeeld sprake van een daadwerkelijke dekking indien ongeacht de woonplaats:

  • nog tijdvakken van verzekering worden opgebouwd, of
  • rechten ontstaan op een uitkering bij het intreden van een risico, of
  • bepaalde medische zorg wordt vergoed (op grond hiervan dienen onder andere Duitse post-actieve ambtenaren die verzekerd blijven voor de ‘Beihilfe’, nog als verzekerd in Duitsland te worden beschouwd).

Als niet bekend is dat nog sprake is van buitenlandse verzekering, kan het voorkomen dat ten onrechte is uitgegaan van de toepasselijkheid van de Nederlandse volksverzekeringen. In dat geval zal op aanvraag van de belanghebbende artikel 13, tweede lid, onder f Vo. 1408/71 worden toegepast met een terugwerkende kracht van maximaal vijf jaren, mits in de tussentijd geen zwaarwegend risico werd gedragen door de Nederlandse verzekeringsinstanties (bijvoorbeeld ingevolge de Anw of AWBZ). De terugwerkende kracht van vijf jaren is afgeleid van de termijn die de Belastingdienst hanteert voor de teruggave van premies. Tijdvakken die niet in aanmerking komen voor teruggave van premies, worden beschouwd als tijdvakken van vrijwillige verzekering (zie Deel I, § 3.1.1).

Ingevolge de AOW en de Anw bestaat geen verplichte verzekering voor in het buitenland wonende personen met een Nederlandse socialezekerheidsuitkering. Tot 1 januari 2006 kon er voor deze personen wel sprake zijn van verplichte verzekering ingevolge de werknemersverzekeringen of de AWBZ/Ziekenfondswet. In het arrest Van Pommeren-Bourgondiën heeft het HvJ EG geoordeeld dat artikel 13, tweede lid, onderdeel f, van Vo. 1408/71 er niet aan in de weg staat dat de Nederlandse socialezekerheidswetgeving van toepassing blijft wanneer een in het buitenland woonachtige persoon slechts voor een deel van het stelsel verplicht verzekerd is in de omstandigheid dat een ander deel van het stelsel is vervangen door een mogelijkheid van vrijwillige verzekering. Het HvJ EG stelt daarbij wel de eis dat de voorwaarden voor de vrijwillige verzekering voor niet-ingezetenen niet ongunstiger mogen zijn dan die voor de verplichte verzekering voor ingezetenen. De SVB geeft aan het arrest uitvoering door het aanbieden van een nieuwe vrijwillige verzekering volgens de normen die hiervoor door de wetgever naar aanleiding van het arrest zijn ontwikkeld (zie Deel I, § 3.5).

De SVB gaat ervan uit dat na de inwerkingtreding van artikel 13, tweede lid, onder f per 29 juli 1991 de overige in titel II opgenomen conflictregels slechts van toepassing zijn op personen die een dienstbetrekking hebben of daadwerkelijk beroepswerkzaamheden verrichten. Een ‘nawerking’ van deze conflictregels voor personen die hun beroepswerkzaamheden hebben gestaakt is sinds die datum niet langer aan de orde. Dit uitgangspunt geldt blijkens het arrest Kuusijärvi zowel voor personen die definitief alle beroepswerkzaamheden hebben gestaakt als voor personen die niet definitief hun beroepswerkzaamheden hebben gestaakt. Het voorgaande heeft tot gevolg dat de aanwijsregel van artikel 13, tweede lid, onder f, Vo. 1408/71 tevens van toepassing is op zieken en werklozen. Wat werklozen betreft is de toepasselijkheid van dit artikel bevestigd in het arrest van 11 november 2004 van het HvJ EG (Adanez-Vega). Toepassing van artikel 13, tweede lid, onder f, Vo. 1408/71 leidt er in samenhang met artikel 10 ter van Vo. 574/72 toe dat personen onderhevig blijven aan de Nederlandse wetgeving indien uit hoofde van de nationale verzekeringsbepalingen nog aansluiting bestaat bij ten minste een tak van sociale zekerheid. Personen die een WW-uitkering ontvangen en in een andere lidstaat wonen, blijven in Nederland verzekerd voor de duur van de uitkering. Deze personen worden immers als verzekerde werknemers in de zin van de WW beschouwd. Personen die een uitkering ingevolge de Ziektewet ontvangen of van wie het loon wordt doorbetaald op grond van artikel 7:629 BW blijven in Nederland verzekerd voor de WW en de WAO voor de duur van hun uitkering of loondoorbetaling. Uit dien hoofde is ook op hen de Nederlandse wetgeving van toepassing.

Naar boven