Onderwerp: Bezoek-historie

Termijnen van verrekening en uitstel van betaling (SB1251)
Geldigheid:07-09-2016 t/m 25-09-2018Versie:vergelijk Status: Was geldig

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Beleidsregel

Op grond van artikel 4:87 Awb hanteert de SVB in beginsel een betalingstermijn van 6 weken in gevallen waarin het verrekenen van een geldschuld met een lopend recht op uitkering niet mogelijk is of in gevallen waarin de geldsom € 2.400,- of hoger is. Op verzoek van de betrokkene verleent de SVB echter uitstel van betaling. De SVB verrekent de geldschuld als deze lager is dan € 2.400,- en verrekening mogelijk is.

Bij het verlenen van uitstel van betaling of het verrekenen van een geldschuld past de SVB de Regeling tenuitvoerlegging bestuurlijke boeten en terugvordering onverschuldigde betalingen toe. Deze regeling bevat nadere regels over de termijn of termijnen waarbinnen een op grond van de AOW, Anw of AKW verschuldigde geldsom moet worden terugbetaald. Op grond van artikel 22, tweede lid OBR jo. artikel 24b AOW is deze regeling van overeenkomstige toepassing op terugvorderingen op grond van de OBR .

Bij de toepassing van deze Regeling hanteert de SVB de volgende uitgangspunten.

De SVB heeft op grond van artikel 5 van de Regeling de bevoegdheid om een geldsom van € 300,- of lager zonder voorafgaand overleg met de belanghebbende binnen 12 maanden te verrekenen door inhouding van een bedrag van ten hoogste € 52,- per maand op de uitkering.

Als de geldsom hoger is dan € 300,- maar lager dan € 2.400,- doet de SVB de betrokkene een voorstel waarbij de gehele geldsom binnen twaalf maanden door middel van verrekening of betaling wordt voldaan. De betrokkene kan binnen de in het voorstel genoemde termijn een tegenvoorstel doen, waarbij eveneens als voorwaarde geldt dat de gehele geldsom binnen twaalf maanden moet zijn voldaan. Als de betrokkene niet reageert op het voorstel verrekent de SVB de vordering conform het voorstel of, indien verrekening niet mogelijk is, verlangt de SVB betaling van de gehele vordering binnen zes weken.

Als de geldsom € 2.400,- of hoger is en de betrokkene verzoekt gemotiveerd om uitstel van betaling dan honoreert de SVB dit verzoek indien de gehele geldsom binnen twaalf maanden door middel van verrekening of betaling wordt voldaan.

Als de betrokkene aangeeft dat hij de geldsom niet binnen twaalf maanden kan voldoen, volgt de SVB de procedure van artikel 3 of 4 van de Regeling.

De Regeling is niet van toepassing bij besluiten tot terugvordering op grond van de Participatiewet en de Remigratiewet. Voor zover de SVB in dergelijke gevallen een besluit neemt inzake de wijze van terugbetaling hanteert zij daarbij naar analogie de Regeling en de hiervoor geformuleerde uitgangspunten voor de toepassing daarvan.

Grondslag

Artikel 4:87 Awb, Regeling tenuitvoerlegging bestuurlijke boeten en terugvordering  onverschuldigde betalingen

Besluit beleidsregels SVB 2016

Naar boven