Onderwerp: Bezoek-historie

Civielrechtelijke terugvordering (SB1249)
Geldigheid:07-09-2016 t/m 20-02-2019Versie:vergelijk Status: Was geldig

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Beleidsregel

Als een uitkering op een onjuiste rekening wordt gestort of als deze ten onrechte wordt doorbetaald na het overlijden van de uitkeringsgerechtigde, dan zijn artikel 24 AOW, artikel 53 Anw, artikel 24 AKW, artikel 58 Participatiewet, artikel 22 OBR en artikel 6eRemigratiewet niet van toepassing. In de jurisprudentie, bijvoorbeeld in de uitspraak van de CRvB van 13 september 1989, is evenwel bepaald dat de SVB dan bevoegd is tot terugvordering van het onverschuldigd betaalde bedrag met toepassing van artikel 6:203 BW. Bij terugvordering op grond van artikel 6:203 BW neemt de SVB geen besluit in de zin van artikel 1:3 Awb. De bijzondere invorderingsbepalingen zijn dan niet van toepassing. Een betaling die na het overlijden is doorgeschoten vordert de SVB slechts terug met toepassing van artikel 6:203 BW voor zover het bedrag van de doorgeschoten betaling niet op de overlijdensuitkering in mindering kan worden gebracht (artikel 18, vijfde lid AOW, artikel 51, vijfde lid Anw, artikel 18, tweede lid OBR ). In de Participatiewet en de Remigratiewet ontbreekt een dergelijke verrekeningsbepaling. De hiervoor beschreven civiele terugvordering vindt geen toepassing bij doorgeschoten betalingen ingevolge de AKW voor zover er sprake is van een overlevende ouder of verzorger ongeacht de vraag of deze voor de AKW verzekerd is. Dit blijkt uit de uitspraak van de CRvB van 24 februari 2006 waarin is bepaald dat artikel 24 AKW voorziet in de mogelijkheid om ten onrechte betaalde kinderbijslag van de overlevende partner of verzorger terug te vorderen.

Wet- en regelgeving

Naar boven