Beleidsregel
De gelijkstelling van het voeren van een gezamenlijke huishouding met het gehuwd zijn, is in de AOW ingevoerd op 1 januari 1987. Voor AOW-gerechtigden die vóór 1 januari 1987 recht hadden op het ongehuwdenpensioen is een overgangsbepaling vastgesteld. Deze luidt dat AOW-gerechtigden die een gezamenlijke huishouding voeren hun ongehuwdenpensioen behouden als de nieuwe wetgeving voor hen nadeliger is dan de oude wetgeving, én zij vóór 1 januari 1987 al een gezamenlijke huishouding voerden. De AOW-gerechtigde kan verzoeken om toepassing van de nieuwe wetgeving indien die voor hem voordeliger is. De overgangsmaatregel geldt zolang de AOW-gerechtigde een gezamenlijke huishouding blijft voeren met degene met wie hij dit vóór 1 januari 1987 al deed.
De SVB interpreteert het overgangsrecht zodanig dat, indien de AOW-gerechtigde met deze persoon trouwt of een gezamenlijke huishouding gaat voeren met een ander persoon, de nieuwe wetgeving van toepassing wordt.
De SVB hanteert dezelfde interpretatie ten aanzien van het overgangsrecht Anw. Indien degene die een gezamenlijke huishouding voert en op grond van het overgangsrecht Anw recht op nabestaandenuitkering behoudt, trouwt of een gezamenlijke huishouding gaat voeren met een andere persoon, wordt het recht op nabestaandenuitkering beëindigd.
Als degenen die een gezamenlijke huishouding vormen elkaars bloedverwanten in de eerste graad zijn, vindt er geen gelijkstelling met gehuwden plaats. Tot bloedverwanten in de eerste graad behoren ouders en kinderen tot wie de pensioengerechtigde in een familierechtelijke betrekking staat.
Tot 1 januari 1996 werden in de AOW ook personen die een gezamenlijke huishouding voerden met bloedverwanten in de tweede graad (grootouders, kleinkinderen, broers of zusters) niet met gehuwden gelijkgesteld. Ten aanzien van bloedverwanten in de tweede graad die op 31 december 1995 een gezamenlijke huishouding voerden en op die datum recht hadden op ouderdomspensioen, is een overgangsmaatregel getroffen; de betreffende groep pensioengerechtigden behoudt recht op een ongehuwdenpensioen. De overgangsmaatregel kent niet de mogelijkheid op verzoek van betrokkene ervan af te wijken. De wijze van toepassing van dit overgangsrecht vloeit rechtstreeks voort uit de wet.