Beleidsregel
Het kan voorkomen dat een verlaging of intrekking van een
uitkering wegens wijziging van de omstandigheden niet tijdig plaatsvindt omdat de SVB niet
tijdig van de wijziging op de hoogte was of omdat zij een wijziging waarvan zij wel tijdig
op de hoogte was niet heeft verwerkt. De SVB is dan op grond van artikel 17a, eerste lid
AOW, artikel 34, eerste lid Anw, artikel 14a, eerste lid AKW, artikel 16, tweede lid OBR en
artikel 6c, eerste lid Remigratiewet verplicht de toekenningsbeschikking te herzien of in te
trekken. Op grond van artikel 54, derde lid, eerste volzin Participatiewet is de SVB
eveneens verplicht om het besluit tot toekenning van een AIO-aanvulling te herzien of in te
trekken indien de betrokkene de SVB niet of niet tijdig op de hoogte stelt van een wijziging
van de omstandigheden. Indien de AIO-aanvulling anderszins ten onrechte of tot een te hoog
bedrag is verleend, is de SVB op grond van artikel 54, derde lid, tweede volzin
Participatiewet bevoegd om de toekenningsbeschikking te herzien of in te trekken. De SVB
maakt in beginsel gebruik van deze bevoegdheid.
De SVB kan geheel of
gedeeltelijk afzien van herziening of intrekking indien daarvoor dringende redenen aanwezig
zijn (artikel 17a, tweede lid AOW, artikel 34, tweede lid Anw, artikel 14a, tweede lid AKW,
artikel 16, tweede lid OBR en artikel 6c, derde lid Remigratiewet). Bij de toepassing van
artikel 54, derde lid, tweede volzin Participatiewet hanteert de SVB eveneens het beleid dat
zij geheel of gedeeltelijk van herziening of intrekking afziet als sprake is van dringende
redenen. De SVB matigt de terugwerkende kracht van de herziening of intrekking niet indien
de toepassing van de zes-maanden-jurisprudentie gunstiger is voor de betrokkene. Zie SB1327
over zes-maanden-jurisprudentie.
Bij de beantwoording van de vraag of
sprake is van dringende redenen spelen de algemene beginselen van behoorlijk bestuur een
rol, zoals het vertrouwensbeginsel en het rechtszekerheidsbeginsel. De SVB hanteert in dit
verband de volgende beleidsregels.
De SVB gaat niet tot herziening met
volledig terugwerkende kracht over als de uitkeringsgerechtigde al zijn verplichtingen is
nagekomen, en hij voorts niet heeft kunnen begrijpen dat de uitkering ten onrechte of tot
een te hoog bedrag werd verleend. In een dergelijk geval herziet de SVB de uitkering in
beginsel zonder terugwerkende kracht. Deze regel vloeit wat betreft remigratievoorzieningen
direct voort uit artikel 6c, vierde lid Remigratiewet. Het kan voorkomen dat de
uitkeringsgerechtigde hierdoor een niet te rechtvaardigen voordeel geniet. In die situatie
beperkt de SVB de herziening tot het bedrag van het voordeel dat de betrokkene heeft
genoten.
Is het niet tijdig herzien van de uitkering een gevolg van een
fout van de SVB, maar heeft de betrokkene deze fout kunnen onderkennen, dan vindt herziening
of intrekking in beginsel plaats met volledig terugwerkende kracht.
Bij
de beantwoording van de vraag of de betrokkene heeft kunnen onderkennen dat hij te veel
ontving hanteert de SVB de volgende stelregels:
- Bij
de beoordeling of de betrokkene kon onderkennen dat hem ten onrechte of tot een te hoog
bedrag uitkering werd verleend wordt het gestelde in SB1071 over bijzonder geval mutatis
mutandis toegepast.
- De SVB pleegt bij toekenning van een uitkering aan
de gerechtigde mede te delen welke feiten en omstandigheden hij spontaan aan de SVB moet
melden. Als deze mededeling heeft plaatsgevonden gaat de SVB ervan uit dat het de betrokkene
redelijkerwijs duidelijk kan zijn dat deze feiten en omstandigheden van invloed konden zijn
op de uitkering.