Beleidsregel
Het kan voorkomen dat een verlaging of intrekking van een
uitkering wegens wijziging van de omstandigheden niet tijdig plaatsvindt omdat de SVB niet
tijdig van de wijziging op de hoogte was of omdat zij een wijziging waarvan zij wel tijdig
op de hoogte was niet heeft verwerkt. De SVB is dan op grond van artikel 17a, eerste lid,
AOW, artikel 34, eerste lid, Anw, artikel 14a, eerste lid, AKW en artikel 13, eerste lid
Uitvoeringsbesluit Remigratiewet verplicht de toekenningsbeschikking te herzien of in te
trekken.
Indien daarvoor dringende redenen aanwezig zijn, kan de SVB
besluiten geheel of gedeeltelijk van herziening of intrekking af te zien (artikel 17a, lid 2
AOW, artikel 34, lid 2 Anw, artikel 14a, lid 2 AKW en artikel 13, lid 3 Uitvoeringsbesluit
Remigratiewet). Ook kunnen de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, zoals het
vertrouwensbeginsel en het rechtszekerheidsbeginsel, ertoe nopen dat de SVB geheel of
gedeeltelijk van herziening of intrekking afziet. De SVB hanteert in dit verband de volgende
beleidsregels.
De SVB gaat niet tot herziening met volledig terugwerkende
kracht over als de uitkeringsgerechtigde al zijn verplichtingen is nagekomen, en hij voorts
niet heeft kunnen begrijpen dat de uitkering ten onrechte of tot een te hoog bedrag werd
verleend. In een dergelijk geval wordt de uitkering in beginsel zonder terugwerkende kracht
herzien. Deze regel vloeit wat betreft remigratievoorzieningen direct voort uit artikel 13,
vierde lid van het Uitvoeringsbesluit Remigratiewet.
Is het niet tijdig
herzien van de uitkering een gevolg van een fout van de SVB, maar heeft de belanghebbende
deze fout kunnen onderkennen, dan vindt herziening of intrekking in beginsel plaats met
volledig terugwerkende kracht.
Bij de beantwoording van de vraag of de
betrokkene heeft kunnen onderkennen dat hij te veel ontving hanteert de SVB de volgende
stelregels:
- Bij de beoordeling of de betrokkene kon onderkennen
dat hem ten onrechte of tot een te hoog bedrag uitkering werd verleend wordt het gestelde in
Deel I, § 5.2.1.1 mutatis mutandis toegepast.
- De SVB pleegt bij
toekenning van een uitkering aan de gerechtigde mede te delen welke feiten en omstandigheden
hij spontaan aan de SVB moet melden. Als deze mededeling heeft plaatsgevonden gaat de SVB
ervan uit dat het de betrokkene redelijkerwijs duidelijk kan zijn dat deze feiten en
omstandigheden van invloed konden zijn op de uitkering.
Voorts
wordt met toepassing van artikel 3:4 Awb geheel of gedeeltelijk van herziening afgezien als
de bijzondere omstandigheden van het geval leiden tot het oordeel dat een volledig
terugwerkende kracht kennelijk onredelijk is. Bij de beoordeling of er sprake is van
kennelijke onredelijkheid hecht de SVB belang aan:
- de mate
waarin aan de belanghebbende een verwijt kan worden gemaakt;
- de mate
waarin aan de SVB een verwijt kan worden gemaakt en
- de mate waarin
herziening met volledig terugwerkende kracht en de hiermee gepaard gaande terugvordering
onevenredig ingrijpend is in het dagelijkse leven van de belanghebbende.
Als de SVB op grond van deze factoren van oordeel is dat
volledige herziening kennelijk onredelijk is, wordt de terugwerkende kracht van de
herziening of intrekking in beginsel tot de helft beperkt. Indien de feiten en
omstandigheden hiertoe aanleiding geven kan ten gunste van de belanghebbende van dit
uitgangspunt worden afgeweken.