Beleidsregel
Soms is er geen sprake van een wijziging van omstandigheden, maar
is het toekenningsbesluit onjuist. Uit artikel 4:6 Awb en de jurisprudentie van de CRvB
volgt dat de SVB in die gevallen in beginsel bevoegd is een verzoek om herziening zonder
nader onderzoek af te wijzen onder verwijzing naar het eerdere besluit tenzij van die
bevoegdheid in redelijkheid geen gebruik kan worden gemaakt (zie CRvB 6 november 2003). Ten
aanzien van deze bevoegdheid hanteert de SVB als beleid dat zij zich in redelijkheid
gehouden acht terug te komen van een rechtens onaantastbaar besluit indien dit besluit
onmiskenbaar onjuist moet worden geacht.
Artikel 17, derde lid AOW en
artikel 19 Anw zien niet op deze situatie. Ook de AKW kent geen bepaling die in deze
situatie voorziet. Ten aanzien van de vraag met welke terugwerkende kracht zal worden
teruggekomen op een eerder besluit hanteert de SVB daarom het volgende
beleid.
De onjuistheid van een besluit kan het gevolg zijn
van:
- een fout van de SVB;
- overige
omstandigheden, zoals een fout van de belanghebbende of een
derde.
Voorts kan een besluit op enig moment onjuist worden
geacht als gevolg van een wijziging van het beleid van de SVB.
Van een
onjuist besluit als gevolg van een fout van de SVB is sprake als de SVB op basis van de
gegevens die ten tijde van de toekenning beschikbaar waren of die bij een normaal onderzoek
van de SVB beschikbaar zouden zijn geweest, de uitkering correct had kunnen vaststellen aan
de hand van de toen geldende wetgeving en beleidsregels, en de belanghebbende alle relevante
informatie tijdig heeft verstrekt. De uitkering wordt in dergelijke gevallen ambtshalve of
op verzoek verhoogd met volledig terugwerkende kracht, echter tot een maximum van vijf jaar.
Deze termijn wordt berekend vanaf het moment waarop de SVB haar fout heeft geconstateerd,
dan wel de betrokkene een verzoek om herziening heeft ingediend.
Als een
rechtens onaantastbaar geworden besluit bij nader inzien voor onjuist wordt gehouden als
gevolg van een wijziging in het beleid van de SVB ten gunste van de belanghebbende, gelden
de volgende aan de jurisprudentie van de CRvB ontleende regels (zie onder meer CRvB 24
september 1987, CRvB 18 december 1997 en CRvB 21 maart 2001). In beginsel beslist de SVB per
categorie van gevallen of reeds vastgestelde uitkeringen moeten worden herzien en zo ja, met
welke terugwerkende kracht. Daarbij worden in het algemeen de volgende uitgangspunten
gehanteerd. In beginsel moeten personen zelf een verzoek indienen voor herziening op basis
van nieuw beleid. Als het nieuwe beleid is gebaseerd op ��én rechterlijke uitspraak zal de
SVB de beleidswijziging in het algemeen laten ingaan op de datum van die uitspraak. Andere
beleidswijzigingen zullen in het algemeen ingaan op de datum waarop de SVB tot
beleidswijziging beslist of op een andere, apart vastgestelde datum. Herziening van rechtens
onaantastbaar geworden besluiten zal plaatsvinden met een terugwerkende kracht van ten
hoogste één jaar vanaf het moment waarop de belanghebbende om herziening heeft gevraagd, tot
uiterlijk de ingangsdatum van het nieuwe beleid. In bijzondere gevallen waarin het van
hardheid zou getuigen om de terugwerkende kracht tot een jaar te beperken, herziet de SVB de
uitkering met een langer terugwerkende kracht tot ten hoogste de ingangsdatum van het nieuwe
beleid of de datum van de rechterlijke uitspraak. De beleidsregels die zijn beschreven in
Deel I, Terugwerkende kracht van meer dan een jaar, SB1070 zijn daarbij van overeenkomstige
toepassing.
In overige gevallen wordt de uitkering met analoge toepassing
van artikel 17, derde lid, AOW, artikel 33, vierde lid Anw en artikel 14, derde lid, AKW
verhoogd met een terugwerkende kracht van een jaar. Hoewel de Remigratiewet geen bepaling
bevat die zich in dit kader voor analoge toepassing leent, hanteert de SVB ook voor de
toepassing van deze wet een termijn van een jaar. Deze termijn wordt berekend vanaf het
moment waarop een verzoek om herziening is gedaan. Als er volgens de regels beschreven in
Deel I, Terugwerkende kracht van meer dan een jaar, SB1070 sprake is van een bijzonder geval
waarin het van hardheid zou getuigen om de terugwerkende kracht tot een jaar te beperken,
dan komt de SVB met volledig terugwerkende kracht terug van haar besluit, echter met een
maximum van vijf jaar.
Er kunnen bijzondere situaties voorkomen waarin de
belanghebbende ondanks herhaald verzoek van de SVB de controlevoorschriften op grond van
artikel 15, eerste lid AOW, artikel 36, eerste lid Anw, artikel 16, eerste lid AKW of
artikel 8g Remigratiewet of de mededelingsverplichting op grond van artikel 49 AOW, artikel
35 Anw, artikel 15 AKW of artikel 9 Uitvoeringsbesluit Remigratiewet niet of niet behoorlijk
is nagekomen, als gevolg waarvan de SVB niet meer kon vaststellen of er nog recht op
uitkering bestond. In die gevallen heeft de SVB na schorsing van de betaling de uitkering
ingetrokken. Voldoet de belanghebbende nadat de intrekkingsbeslissing rechtens onaantastbaar
is geworden alsnog aan de verplichting, dan kan komen vast te staan dat hij zijn recht op
uitkering steeds heeft behouden. De SVB komt dan terug van het intrekkingsbesluit (zie
hiervoor verder Deel I, Niet of niet correct voldoen aan een verzoek van de SVB,
SB1100).