Onderwerp: Bezoek-historie

Ingangsdatum uitkering (SB1069)
Geldigheid:17-06-2010 t/m 24-08-2011Versie:vergelijk Status: Was geldig

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Beleidsregel

Het recht op een uitkering krachtens de AOW en de Anw gaat in op de eerste dag van de maand, waarin aan de voorwaarden voor het recht op de desbetreffende uitkering is voldaan, (artikel 16, lid 1, AOW en de artikelen 22, lid 3, en 26, lid 3, Anw) dan wel op de eerste dag van de maand van het overlijden van verzekerde (artikel 14, tweede lid Anw). Voor de vaststelling van de concrete inhoud van een recht is de situatie op de dag waarop de aanspraakgevende gebeurtenis zich voordoet, beslissend en niet die op de eerste dag van de maand (zie ter bevestiging van dit uitgangspunt CRvB 14 september 1976).

Ingevolge de artikelen 16, tweede lid AOW en 33, vierde lid Anw wordt het recht op de desbetreffende uitkering niet vastgesteld over perioden gelegen voor één jaar voorafgaand aan de dag van ontvangst van de aanvraag. Op grond van artikel 14, derde lid van de AKW kan het recht op kinderbijslag eveneens niet worden vastgesteld over perioden gelegen voor één jaar voorafgaand aan de eerste dag van het kalenderkwartaal waarin de aanvraag om kinderbijslag werd ingediend. Ook in de TOG 2000 (artikel 6, lid 3) is bepaald dat geen recht bestaat op een tegemoetkoming over perioden gelegen voor één jaar voorafgaand aan de eerste dag van het kalenderkwartaal waarin de aanvraag werd ingediend. Ingevolge de Remigratiewet vindt toekenning van een uitkering in beginsel plaats zonder terugwerkende kracht.

De SVB kan van de hiervoor weergegeven hoofdregels in bijzondere gevallen afwijken (artikel 16, lid 1, AOW, artikel 33, lid 4, Anw, artikel 14, lid 3, AKW, artikel 6, lid 3, TOG 2000 en artikel 14, lid 4 Besluit voorzieningen Remigratiewet).

Indien de aanvrager aan de voorwaarden voor het recht op een AOW- of Anw-uitkering, dan wel aan de voorwaarden voor het recht op kinderbijslag voldoet en de aanvraag één jaar of meer na de maand respectievelijk het kwartaal waarin aan de voorwaarden voor het recht op uitkering wordt voldaan, is ingediend, wordt altijd een terugwerkende kracht van minimaal één jaar verleend. Bij een postume aanvraag is de terugwerkende kracht beperkt tot maximaal één jaar vanaf de eerste dag van de maand van aanvraag. Een verdergaande terugwerkende kracht is in deze gevallen niet aan de orde, omdat er geen hardheid aanwezig kan zijn bij degene die een postume aanvraag indient. De beoordeling van hardheid is strikt gebonden aan de omstandigheden van de gerechtigde zelf (zie ter bevestiging van dit uitgangspunt CRvB 21 februari 2008).

Grondslag

De tekst is afgesloten naar de stand van de wetgeving op 3 maart 2010.

artikel 16 AOW, artikel 14, leden 2 en 3, artikel 22, lid 3, artikel 26, lid 3 en
artikel 33, lid 4 Anw en artikel 14, lid 3 AKW, artikel 14, leden 1, 2 en 3 Besluit
voorzieningen Remigratiewet, artikel 6, lid 3 TOG 2000

Besluit beleidsregels SVB 2010

Naar boven