Onderwerp: Bezoek-historie

Ontheffing van de verplichte verzekering: artikel 18 en artikel 22 (SB1038)
Geldigheid:25-08-2011 t/m 30-08-2012Versie:vergelijk Status: Was geldig

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Beleidsregel

In KB 746 is bepaald dat de SVB ontheffing van de verzekeringsplicht verleent indien een belanghebbende voldoet aan de in de artikelen 18 of 22 genoemde criteria.

Bij de vaststelling van de hoogte van de buitenlandse uitkering of de uitkering van een volkenrechtelijke organisatie in de zin van artikel 22, eerste lid van KB 746, wordt deze uitkering omgerekend in euro’s op basis van de door De Nederlandsche Bank gehanteerde wisselkoersen.

Indien de uitkering is verkregen op grond van de wetgeving van een lidstaat van de EU die niet deelneemt aan de Europese muntunie wordt de koers gehanteerd zoals voorgeschreven in artikel 107 van Vo. 574/72 voor zover deze koers voor betrokkene een gunstig resultaat oplevert.

In gevallen van hyperinflatie gaat de SVB uit van een meer recente koers. Van hyperinflatie is volgens het beleid van de SVB sprake als valuta binnen één kwartaal een devaluatie ten opzichte van de euro ondergaan van 20 procent of meer, of als valuta tijdens twee aaneensluitende kwartalen een devaluatie ten opzichte van de euro ondergaan van 10 procent of meer per kwartaal.

Ontheffing van de verzekeringsplicht wordt verleend met ingang van de eerste dag waarop aan de voorwaarden voor ontheffing is voldaan mits het verzoek tot ontheffing binnen één jaar na die dag wordt ontvangen. Als het verzoek tot ontheffing op een latere datum wordt ingediend dan wordt ontheffing van de verzekeringsplicht verleend met ingang van de datum waarop het verzoek om ontheffing bij de SVB is ingediend. In gevallen waarin deze handelwijze zou leiden tot onbillijkheden van overwegende aard, is de SVB echter bevoegd de ontheffing te verlenen met een terugwerkende kracht van ten hoogste drie jaar. De SVB beziet bij elk verzoek aan de hand van de individuele feiten en omstandigheden of zich een onbillijkheid van overwegende aard voordoet. De volgende - niet-limitatief genoemde - gevallen kunnen zich daarbij voordoen:

  • Het verzoek om ontheffing is ingediend binnen een jaar nadat de reeds in Nederland wonende betrokkene de beschikking heeft ontvangen waarbij aan hem de buitenlandse uitkering is toegekend.
  • De late indiening van het verzoek om ontheffing is een aantoonbaar gevolg van het verstrekken van onjuiste en/of onvolledige voorlichting door een publiekrechtelijk orgaan (bijvoorbeeld de Belastingdienst) en betrokkene had redelijkerwijs niet aan die voorlichting hoeven te twijfelen.
  • Het verzoek om ontheffing is laat ingediend omdat de betrokkene als gevolg van een geestelijke stoornis of een zware lichamelijke handicap niet in staat was tijdig een verzoek in te dienen en niet van hem gevergd kon worden dat hij zich liet vertegenwoordigen.

De SVB gaat ervan uit dat van onbillijkheden van overwegende aard in ieder geval geen sprake kan zijn in gevallen die volgens de beleidsregels neergelegd in Deel I, Bijzonder geval, SB1071 geen bijzonder geval opleveren.

Grondslag

De tekst van de beleidsregels is afgesloten naar de stand van de wetgeving op 1 juni 2011. De beleidsregels zijn nog niet aangepast aan de inwerkingtreding van de EG-Verordeningen 883/2004 en 987/2009 per 1 mei 2010.

artikel 18 en 22 KB 746

Besluit beleidsregels SVB 2011

Wet- en regelgeving

Naar boven