Onderwerp: Bezoek-historie

Ontheffing van de verplichte verzekering voor AOW, Anw en AKW (SB1038)
Geldigheid:30-11-2023 t/m Versie:vergelijk Status: Geldig vandaag

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Beleidsregel

Artikel 22 van KB 746 bepaalt dat de SVB op aanvraag van een betrokkene ontheffing van de verzekeringsplicht voor de AOW, Anw en AKW verleent als hij voldoet aan de in dat artikelgenoemde criteria.

Bij de vaststelling van de hoogte van de buitenlandse uitkering of de uitkering van een volkenrechtelijke organisatie in de zin van artikel 22, eerste lid van KB 746, hanteert de SVB het in SB1049 over inkomenstoets, herleiding naar maandinkomen en wisselkoersen neergelegde beleid over de omrekening van in buitenlandse valuta uitgedrukt inkomen en koerswijzigingen.

De SVB verleent ontheffing van de verzekeringsplicht voor de AOW, Anw en AKW met ingang van de eerste dag waarop aan de voorwaarden voor ontheffing is voldaan, mits de SVB het verzoek tot ontheffing binnen één jaar na die dag ontvangt. Als betrokkene het verzoek tot ontheffing op een latere datum indient dan verleent de SVB ontheffing van de verzekeringsplicht met ingang van de datum waarop het verzoek om ontheffing bij de SVB is ingediend. In gevallen waarin deze handelwijze leidt tot onbillijkheden van overwegende aard, is de SVB echter bevoegd de ontheffing te verlenen met een terugwerkende kracht van ten hoogste drie jaar. De SVB beziet bij elk verzoek aan de hand van de individuele feiten en omstandigheden of zich een onbillijkheid van overwegende aard voordoet. De volgende - niet-limitatief genoemde - gevallen kunnen zich daarbij voordoen:

  • Het verzoek om ontheffing is ingediend binnen een jaar nadat de reeds in Nederland wonende betrokkene de beschikking heeft ontvangen waarbij aan hem de buitenlandse uitkering is toegekend.
  • De late indiening van het verzoek om ontheffing is een aantoonbaar gevolg van het verstrekken van onjuiste en/of onvolledige voorlichting door een publiekrechtelijk orgaan (bijvoorbeeld de Belastingdienst) en betrokkene had redelijkerwijs niet aan die voorlichting hoeven te twijfelen.
  • Het verzoek om ontheffing is laat ingediend omdat de betrokkene als gevolg van een geestelijke stoornis of een zware lichamelijke handicap niet in staat was tijdig een verzoek in te dienen en niet van hem gevergd kon worden dat hij zich liet vertegenwoordigen.
     

De SVB gaat ervan uit dat van onbillijkheden van overwegende aard in ieder geval geen sprake kan zijn in gevallen die geen bijzonder geval opleveren volgens de beleidsregel over bijzonder geval in SB1071 (zoals deze beleidsregel luidde op grond van het Wijzigingsbesluit Beleidsregels SVB februari 2019).

Wet- en regelgeving

Naar boven