Nummer 25/45785/GB
Betreft [klager]
Datum 9 juli 2025
Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van
[klager] (hierna: klager)
1. De procedure
De – zo begrijpt de beroepscommissie – (toenmalig) Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid (hierna: verweerder) heeft op
19 november 2024 beslist klager te plaatsen in de gevangenis van de Penitentiaire Inrichting (PI) Ter Apel.
Klager heeft daartegen bezwaar ingesteld. Verweerder heeft op 3 januari 2025 het bezwaar ongegrond verklaard.
Klagers raadsman, mr. V.S.J. Chorus, heeft namens klager beroep ingesteld tegen deze beslissing.
De beroepscommissie heeft klager, zijn raadsman en verweerder in de gelegenheid gesteld hun standpunten schriftelijk (nader) toe te lichten.
De beroepscommissie heeft kennisgenomen van het beroepschrift, de reactie van verweerder en de overige stukken.
2. De standpunten in beroep
Standpunt van klager
Vanwege de nog lopende procedures is het nog niet duidelijk of klager Nederland moet verlaten. Vanwege een eerdere fout is zijn verblijfsvergunning in eerste instantie niet verlengd. Klager verblijft echter sinds zijn negende jaar in Nederland en heeft daarmee een diepgewortelde hechting ontwikkeld met het land. Hij spreekt vloeiend Nederlands en heeft hier de afgelopen jaren een leven opgebouwd. Gelet hierop is het vrijwel ondenkbaar dat hij geen verblijfsvergunning krijgt. Nu de beroepsprocedure nog loopt en er slechts een kleine kans is op uitzetting, zou het logischer zijn om een definitieve beslissing van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) af te wachten.
In klagers geval is er sprake van een bijzondere omstandigheid waardoor er een uitzondering moet worden gemaakt op artikel 20b, eerste lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden (hierna: de Regeling). Dit, omdat de verblijfsvergunning van klager alleen niet verlengd is vanwege het niet betalen van de leges. Klager was zelf niet in de gelegenheid om de leges te betalen vanwege zijn verblijf in detentie. Een familielid van klager zou dit in zijn plaats doen, maar dit is misgegaan. De verblijfsvergunning is dus onterecht niet verleend op formele gronden. Het is daarom zeer waarschijnlijk dat klager alsnog een verblijfsvergunning krijgt.
Klager is afkomstig uit de omgeving van de PI Krimpen aan den IJssel. Hij wil na zijn detentie in deze omgeving re-integreren. Hij heeft in deze omgeving zijn leven opgebouwd en zijn familie woont ook in deze omgeving. Het feit dat klager tijdens zijn detentie in de PI Krimpen aan den IJssel zelden bezoek ontving, doet hier niet aan af. Klagers plaatsing in de PI Ter Apel maakt het bezoeken van klager nog moeilijker. Het niet plaatsen van klager in een inrichting in de nabijheid van zijn familie leidt tot een beperking van de uitoefening van zijn recht op familie- en gezinsleven zoals neergelegd in artikel 8 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens.
Klager heeft schade geleden door zijn plaatsing in de PI Ter Apel. Hij moest een nieuwe start maken in de PI Ter Apel en voelde zich daar – gelet op zijn hechting met Nederland – niet op zijn plek. Klagers plaatsing de PI Ter Apel heeft geleid tot onder meer verminderde sociaal-emotionele steun, verlies van stabiliteit, moeilijkere toegang tot hulp, verhoogde stress door de veranderende omgeving alsmede bemoeilijking van het re-integratietraject.
Klager is bij beslissing van 13 mei 2025 in de PI Nieuwegein geplaatst. Hij verbleef daar enige tijd zonder zijn casemanager te hebben gesproken. Per juni 2024 kwam klager in aanmerking voor voorwaardelijke invrijheidstelling (v.i.), maar hij heeft daar vanwege zijn vreemdelingenstatus geen aanspraak op kunnen maken. Op 7 maart 2025 heeft klager een beslissing tot uitstel van zijn v.i. voor de duur van 45 dagen ontvangen, omdat de benodigde adviezen nog niet waren ontvangen. Hierdoor loopt de v.i. van klager vertraging op en is er naar alle waarschijnlijkheid vanuit de inrichting een uitsteladvies gegeven, omdat zij klager eerst nader willen onderzoeken. Als klager in de PI Krimpen aan den IJssel had verbleven, waren de benodigde adviezen al opgevraagd en wellicht al ontvangen. De v.i. van klager had dan in ieder geval niet zoveel vertraging opgelopen.
Klager verzoekt om aan hem een tegemoetkoming toe te kennen.
Standpunt van verweerder
Op 13 maart 2025 heeft de IND aan verweerder laten weten dat er bij beschikking van 5 maart 2025 alsnog een verlenging van een verblijfsvergunning is toegekend aan klager, met ingangsdatum 12 april 2024 en geldig tot 12 april 2029. Vanwege een te late indiening van de verleningsaanvraag is sprake van een gat in het rechtmatig verblijf van 5 september 2023 tot 12 april 2024. Het besluit van de IND van 5 maart 2025 betreft een besluit naar aanleiding van een bezwaarschrift tegen onder andere een eerdere afwijzing van de bewuste (en dus alsnog ingewilligde) verlengingsaanvraag.
Op 13 maart 2025 heeft verweerder beslist klager te plaatsen in de PI Nieuwegein.
3. De beoordeling
Klager is op 19 maart 2025 in de gevangenis van de PI Nieuwegein geplaatst en op 25 april 2025 in vrijheid gesteld. Daardoor heeft hij in beginsel geen belang meer bij het beroep en zou hij niet‑ontvankelijk moeten worden verklaard. In beroep is echter (tijdig) verzocht om aan klager een tegemoetkoming toe te kennen. Daarom zal de beroepscommissie het beroep alsnog inhoudelijk beoordelen.
Klager verbleef in de gevangenis van de PI Krimpen aan den IJssel. Op 19 november 2024 heeft verweerder beslist klager in de gevangenis van de PI Ter Apel te plaatsen, omdat hij geen rechtmatig verblijf in Nederland zou hebben.
Op grond van artikel 20b, eerste lid, van de Regeling worden in een inrichting voor strafrechtelijk gedetineerde vreemdelingen (een VRIS-inrichting) gedetineerden geplaatst die geen rechtmatig verblijf hebben in Nederland (in de zin van artikel 8 van de Vreemdelingenwet 2000) en die zijn gedetineerd op grond van:
- voorlopige hechtenis (door een bevel van gevangenneming of gevangenhouding);
- een vrijheidsstraf; of
- een maatregel tot plaatsing in een Inrichting voor Stelselmatige Daders.
De PI Ter Apel is op dit moment de enige reguliere VRIS-inrichting. Klager voldeed – achteraf oordelend – niet aan de eisen van artikel 20b, eerste lid, van de Regeling. Op 19 november 2024 heeft verweerder beslist klager in de PI Ter Apel te plaatsen, omdat hij geen rechtmatig verblijf in Nederland had. Bij beschikking van 5 maart 2025 is klagers verblijfsvergunning echter met terugwerkende kracht verlengd vanaf 12 april 2024. Weliswaar kon verweerder ten tijde van het nemen van de bestreden beslissing niet weten dat klagers verblijf in Nederland met terugwerkende kracht rechtmatig zou zijn, maar achteraf oordelend kan het oordeel dat klager onrechtmatig in Nederland verbleef de beslissing om hem in de PI Ter Apel te plaatsen niet dragen.
Nu klagers onrechtmatige verblijf in Nederland de enige grond is die verweerder heeft gebruikt om klager in de PI Ter Apel te plaatsen en die grond is komen te vervallen , moet de bestreden beslissing bij de huidige stand van zaken als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom gegrond verklaren en de bestreden beslissing vernietigen. De beroepscommissie zal hiermee volstaan, omdat klager inmiddels in vrijheid is gesteld. Nu klager van 26 november 2024 tot en met 19 maart 2025 ten onrechte in de gevangenis van de PI Ter Apel heeft verbleven, zal de beroepscommissie hem een tegemoetkoming toekennen van €160,-.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing. Zij kent aan klager een tegemoetkoming toe van €160,-.
Deze uitspraak is op 9 juli 2025 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit
mr. A. Jongsma, voorzitter, mr. F. Sieders en drs. M.R. van Veen, leden, bijgestaan door mr. L.M.E. van Horssen, secretaris.
secretaris voorzitter