Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 24/38442/JZ, 7 juni 2024, beroep
Uitspraakdatum:07-06-2024

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Nummer    24/38442/JZ
    
            
Betreft    [klaagster]
Datum    7 juni 2024


Uitspraak van de beroepscommissie van de RSJ op het beroep van [klaagster], geboren op [geboortedatum] (hierna: klaagster)

 

1. De procedure
Klaagster heeft een klacht ingediend tegen het controleren van de inhoud van haar telefoonverkeer.

De klachtencommissie bij Via Icarus heeft op 9 januari 2024 de klacht ongegrond verklaard (2023/10). De uitspraak van de klachtencommissie is bijgevoegd.

Klaagsters vertrouwenspersoon, […], verbonden aan JeugdStem (vertrouwens¬personen in de jeugdhulp), heeft namens klaagster beroep ingesteld tegen deze uitspraak.

De beroepscommissie heeft klaagster, haar vertrouwenspersoon en […], orthopedagoog-generalist, […], gedragswetenschapper en […], jeugdzorg¬medewerker bij Via Icarus, gehoord op de zitting van 30 april 2024 in de rechtbank Midden-Nederland te Utrecht.
Als secretaris van de beroepscommissie was mr. P. de Vries, secretaris bij de RSJ, ter zitting aanwezig.

 

2. De standpunten in beroep
Standpunt van klaagster
Groepsleiders hebben klaagsters instagram, sms-, Snapchat- en WhatsAppberichten gelezen. Ook heeft zij in Snapchat een functie moeten aanzetten waarbij haar berichten 24 uur terug te lezen waren. Daarnaast heeft zij samen met groepsleiders de contactenlijst in haar telefoon moeten opschonen, zijn diverse contacten gewist en hebben de groepsleiders één contact geblokkeerd. Dit is een zeer ingrijpend middel en klaagster heeft onvoldoende ruimte ervaren om hiertegen in te gaan.

Artikel 6.3.3, eerste lid, van de Jeugdwet (oud) staat het beperken van het telefoongebruik toe, maar is niet de wettelijke basis voor het bekijken en controleren van klaagsters telefoon. Deze bepaling maakt onderscheid tussen het begrenzen van de mate waarin bezoek en brief- of telefoonverkeer mag plaatsvinden (bepaalde personen, duur of frequentie) en het toezicht houden op bezoek. Dit onderscheid is ook tot uitdrukking gebracht in de Memorie van Toelichting bij de Jeugdwet. Het ‘meeluisteren’ of ‘meelezen’ van de inhoud van het brief- of telefoonverkeer of van andere communicatiemiddelen heeft dus geen wettelijke basis. 

Klaagster laat haar berichten – met haar toestemming – wel lezen door haar moeder en een ambulant begeleider. In dit geval zijn klaagsters berichten gelezen en zijn sommige daarvan verwijderd zonder haar toestemming. Klaagsters moeder heeft geen toestemming gegeven om de foto’s te bekijken.

De klachtencommissie heeft overwogen dat ‘‘in gevallen die niet specifiek door de wet zijn geregeld, de oplossing [moet] worden aanvaard die in het stelsel van de wet past en die aansluit bij de wél in de wet geregelde gevallen’’. De klachtencommissie maakt een vergelijking met de controlerende maatregel ‘onderzoek aan poststukken’ (artikel 6.3.4, tweede lid en onder d, van de Jeugdwet (oud)), maar dit is een onjuiste interpretatie. In de Memorie van Toelichting bij de Jeugdwet staat immers dat de in paragraaf 6.3 van de Jeugdwet vastgelegde maatregelen limitatief zijn. De klachtencommissie overweegt voorts dat de Jeugdwet de mogelijkheid bood om de inhoud van brieven te controleren, in aanwezigheid van de jeugdige. Dit klopt echter niet. Brieven mogen alleen gecontroleerd worden op de aanwezigheid van voorwerpen. De Memorie van Toelichting bij de Jeugdwet geeft dit ook expliciet aan. In het strafrecht mag alleen worden afgeluisterd naar aanleiding van een vordering van het Openbaar Ministerie.

Omdat er geen wettelijke grondslag bestaat, maakt het niet uit in welke mate de inhoud van klaagsters telefoon is gecontroleerd in het belang van haar veiligheid. Het is ook niet belangrijk dat de groepsleiders ervoor hadden kunnen kiezen om het telefoongebruik helemaal in te perken, zoals de klachtencommissie overweegt. Dat klaagster aanwezig was bij de controle maakt het gebruikte middel evenmin legitiem. Zij heeft tijdens de controle aangegeven dat ze van de vertrouwenspersoon te horen heeft gekregen dat de controle geen wettelijke basis kende. De controle is hierop niet onderbroken om een en ander verder uit te zoeken. 

De klachtencommissie verwijst, tot slot, naar het als hulpverleningsplan van klaagster aangemerkte document ‘Middelen en Maatregelen’. Hierin wordt echter niet verwezen naar de mogelijkheid om de telefoon(communicatie) van klaagster inhoudelijk te bekijken en te controleren, voordat zij haar telefoon mag gebruiken. Daarnaast bevreemdt het dat de klachtencommissie verwijst naar het vaste beleid van Via Icarus ten aanzien van het controleren van de inhoud van telefoons van jongeren, zonder dit ter discussie te stellen. Dit beleid is in strijd met de Jeugdwet, zoals deze gold voor 1 januari 2024.

Standpunt van Via Icarus
De beslissing om de inhoud van klaagsters telefoon te controleren, is genomen vanwege zorgen die over haar bestaan. Klaagster heeft veel sturing en begeleiding nodig en ook haar veiligheid behoeft veel aandacht, onder andere in het kader van haar seksuele ontwikkeling. Haar gedrag bestaat uit liegen, onduidelijk zijn over contacten met jongeren en contacten met politie en justitie. Klaagster wordt momenteel verdacht van een ernstig strafbaar feit waarbij vuurwapens betrokken zijn. 

Klaagster verbleef al in een ‘open kader’ en moest toewerken naar zelfstandigheid met bijbehorende vrijheden. In dat kader is er een baantje voor haar gezocht bij een bakkerij. Klaagster gaf aan dat zij zich onderweg naar de bakkerij niet veilig voelde. Toen is haar eerst een Nokia (een groepstelefoon) gegeven. Deze voorziet echter niet in de mogelijkheid om een locatie te delen, wat volgens klaagster wel zou bijdragen aan haar gevoel van veiligheid. Het past ook bij haar leeftijd om een eigen telefoon te willen en het was positief dat klaagster meedacht. Uiteindelijk is haar de vraag voorgelegd of ze een groepstelefoon wilde of een eigen telefoon maar dan met controle van de groepsleiding. Klaagster koos voor dit laatste. Dit alles heeft plaatsgevonden in overleg met haar moeder. Omdat haar moeder gedurende de zomervakantie in het buitenland verbleef en liet weten dat de begeleider de regelzaken moest overnemen, is ervoor gekozen de controle uit te voeren met twee vrouwelijke groepsleiders. 

Het toezicht heeft in het bijzijn van klaagster plaatsgevonden: het scannen van de galerij op onacceptabele foto’s en het bekijken welke contacten wel of niet moesten worden verwijderd. Dit was met name bij contacten en groepschats, waarvan klaagster zelf al aangaf dat het geen prettige en gezonde contacten waren (‘‘gooi er maar uit, zonder te lezen’’, zei klaagster dan bijvoorbeeld). Daarnaast is het contact met een groepsgenoot verwijderd. De instelling kende deze persoon en dit contact was heel schadelijk voor klaagster. 

Tussen klaagster en de groepsleider bestond een goede behandelrelatie, dus het verbaast dat klaagster zich niet veilig voelde om aan te geven dat ze de telefooncontrole niet wilde. Op het moment dat klaagster later bezwaar maakte, aangaf naar de vertrouwenspersoon te gaan en medewerkers uit elkaar probeerde te spelen (door te zeggen dat alleen de ambulant begeleider telefoon¬berichten mocht lezen en de groepsleider niet), is nogmaals uitgelegd dat het houden van een eigen telefoon zonder toezicht geen optie is.

 

3. De beoordeling
Toenmalige wetgeving
In artikel 6.3.3, eerste lid, van de Jeugdwet (oud) is het volgende bepaald. Ten aanzien van een met een machtiging als bedoeld in de artikelen 6.1.2 tot en met 6.1.4 opgenomen jeugdige kunnen, voor zover noodzakelijk om de met de jeugdhulp beoogde doelen te bereiken, door de jeugdhulpaanbieder tegen de wil van de jeugdige of van degene die het gezag over hem uitoefent en onverminderd de huisregels, bedoeld in artikel 6.2.4, tweede lid:
a.    beperkingen van het brief- en telefoonverkeer of het gebruik van andere communicatiemiddelen plaatsvinden, of
b.    beperkingen van bezoek plaatsvinden of bepalen dat bezoek slechts onder toezicht kan plaatsvinden.

Bij deze bepaling heeft de wetgever het volgende toegelicht (Kamerstukken II 2012/13, 33684, nr. 3):
“[…] Telkens als een vrijheidsbeperkende maatregel wordt genomen dient daarom een afweging gemaakt te worden of deze maatregel noodzakelijk is om de genoemde doelen te bereiken. Ook hierbij dient, net als bij de vrijheidsbeneming op basis van de machtiging, met artikel 8 EVRM in het achterhoofd, gekeken te worden naar de subsidiariteit en proportionaliteit. De vrijheidsbeperkende maatregelen kunnen een beschermend karakter hebben indien de jeugdige daarmee wordt beschermd tegen zichzelf (bijvoorbeeld vanwege – dreiging van – automutilatie of suïcide) of tegen belemmerende invloed van anderen op de noodzakelijke jeugdhulp. Zo kan het bijvoorbeeld nodig zijn om het telefoonverkeer te beperken, om een meisje uit de invloedsfeer van een «loverboy» te houden. […]

Artikel 6.3.3
Beperkingen in het contact met de buitenwereld kunnen nodig zijn om te voorkomen dat het doel van de gesloten jeugdhulp wordt tegengewerkt. Artikel 6.3.3 geeft de mogelijkheid het contact met de buitenwereld te beperken. Een aantal factoren dat meespeelt bij de belangenafweging die uiteindelijk leidt tot een dergelijke vrijheidsbeperking, zijn de invloed op de geestelijke of lichamelijke ontwikkeling van de jeugdige, de frustrering van de uitvoering van het behandelplan, de bescherming van slachtoffers of andere bij misdrijven betrokkenen en de voorkoming of opsporing van strafbare feiten. Zo kan briefwisseling worden onderschept van en aan meisjes die slachtoffer zijn geworden van zogenoemde loverboys.

Ook de huisregels kunnen beperkingen bevatten van het contact met de buitenwereld, zo kan worden bepaald dat na een bepaald tijdstip niet meer gebeld mag worden. Met hetzelfde doel kan tot beperking worden besloten van telefoonverkeer of communicatie via andere middelen (bv. internet). Bezoek kan eveneens worden beperkt. Het hulpverlenings¬plan kan bepalen dat bepaalde personen (bv. de hierboven genoemde loverboy) niet op bezoek mogen komen. Ook contacten met ouders kunnen door de jeugdhulpaanbieder worden beperkt als zwaarwegende belangen van de jeugdige zich tegen bezoek verzetten. Dit laat onverlet de bevoegdheid van de gezinsvoogd tot beperking van contacten van een onder toezicht gestelde jeugdige met zijn ouder(s). Beperkingen kunnen voorts worden aangebracht in de duur van het bezoek of er kan worden bepaald dat er toezicht bij bezoek aanwezig is. Alhoewel het niet goed denkbaar is dat briefverkeer met personen, die in de Bjj als geprivilegieerd zijn aangemerkt, het doel van het verblijf kunnen tegenwerken, verklaart het vierde lid de dienaangaande bepalingen van de Bjj van overeenkomstige toepassing. […]”

Wat is er gebeurd?
In de periode dat klaagster op de behandelgroep Zonneheuvel verbleef (vanaf 17 juli 2023), is toezicht gehouden op de inhoud van haar telefoonverkeer. Dit toezicht bestond uit het bekijken van haar fotogalerij, sms-berichten en berichten op Instagram, Snapchat en WhatsApp. Daarnaast is haar contactenlijst gecontroleerd. Hierbij hebben de groepsleiders besloten om één contact te blokkeren. De controle had, kort gezegd, tot doel om klaagster ervoor te behoeden dat zij contact zou hebben met personen die schadelijk zijn voor haar welzijn en ontwikkeling. 

In beroep heeft Via Icarus uiteengezet hoe de ‘telefoonopbouw’ bij klaagster is verlopen. Voordat klaagster op de Zonneheuvel verbleef, had klaagster geen telefoon. Met klaagster en haar moeder is daarna, in het kader van het hulpverleningsplan van klaagster, afgesproken dat zij kon gebruikmaken van een groepstelefoon (een Nokia) en vervolgens van een smartphone met bijbehorende communicatiemiddelen, waaronder sociale media. 

Toezicht mét toestemming
Uit deze gang van zaken leidt de beroepscommissie af dat het toezicht – waarbij foto’s, sms-berichten en berichten op Instagram, Snapchat en WhatsApp zijn bekeken en enkele telefooncontacten/groepschats zijn verwijderd – heeft plaatsgevonden mét toestemming van klaagster en/of haar moeder. Reeds hierom acht de beroepscommissie dit toezicht niet in strijd met artikel 6.3.3, eerste lid en onder a, van de Jeugdwet (oud). Het klopt – zoals de vertrouwenspersoon aanvoert – dat het toepassingsbereik van deze bepaling niet zo ver strekt dat toezicht op de inhoud van telefoonverkeer mag plaatsvinden tegen de wil van de jeugdige of de gezagdrager. Het bij klaagster uitgevoerde toezicht vindt echter haar grondslag in de toestemming van klaagster en/of haar moeder. Aan klaagster is van tevoren en ook daarna uitgelegd dat zij geen smartphone mocht gebruiken, zonder dat hieraan de voorwaarde van toezicht werd verbonden. Klaagster vond het bezit van een smartphone een goed idee, mede vanwege het gevoel van veiligheid dat dit haar geeft, en is met het toezicht akkoord gegaan. Dat alleen de ambulant begeleider toestemming had om telefoonberichten van klaagster te lezen, ligt gezien deze context niet in de rede.

De beroepscommissie acht het verder niet onredelijk dat de groepsleiders dit toezicht als noodzakelijk hebben beoordeeld, in het licht van klaagsters problematiek en de uitvoering van haar hulpverleningsplan. De wijze waarop het bij smartphonegebruik verplichte toezicht is uitgevoerd, acht de beroepscommissie niet onzorgvuldig.


Toezicht zónder toestemming
De beroepscommissie leest in het dossier dat het blokkeren van het telefooncontact met een groepsgenoot is gebeurd zónder klaagsters toestemming. De beroepscommissie is van oordeel dat deze beslissing kan worden aangemerkt als een beperking van het telefoonverkeer, zoals bedoeld in artikel 6.3.3, eerste lid, van de Jeugdwet (oud). Uit de toelichting bij deze bepaling (zie hierboven) volgt dat het beperken van het telefoonverkeer onder meer ziet op het wel of niet toestaan van contact met bepaalde personen, tegen de wil van de jeugdige of diens gezagsdrager. De beroepscommissie acht de beslissing van de groepsleiders om het telefooncontact met een groepsgenoot te blokkeren niet onredelijk. In klaagsters hulpverlenings¬plan is voorzien in de mogelijkheid om bepaalde telefonische contacten te verbieden en uit het dossier leidt de beroepscommissie af dat er signalen waren dat klaagster door de betreffende groepsgenoot in aanraking kwam met jongens die zich in het loverboy¬circuit bevinden.

Conclusie
De beslissing om de inhoud van klaagsters telefoonverkeer te controleren is niet in strijd met de wet en kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond verklaren en de uitspraak van de klachtencommissie bevestigen met wijziging van de gronden.

 

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van de klachtencommissie met wijziging van de gronden.

 


Deze uitspraak is op 7 juni 2024 gedaan door de beroepscommissie, bestaande uit 
mr. J.M.C. Louwinger-Rijk, voorzitter, M. Bakker MSc en drs. F.W. Post, leden, bijgestaan door mr. M.G. Bikker, secretaris.
 
 
secretaris    voorzitter
 

Naar boven