Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/3945/GV, 18 maart 2011, beroep
Uitspraakdatum:18-03-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/3945/GV

betreft: [klager] datum: 18 maart 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. P.B.A. Acda, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 23 december 2010 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman mr. P.B.A. Acda om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot incidenteel verlof zonder begeleiding\bewaking afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht. Klager heeft sinds lange tijd de zorg voor de financiën van zijn 90-jarige moeder. De maatschappelijk werkster, die klagers moeder iedere week bezocht om alles te regelen, is/wordt niet langer in staat
(gesteld) om klagers moeder op deze wijze te begeleiden. Er zijn geen andere personen binnen de familie die voor de financiën zorg kunnen dragen dan klager. Dit is voldoende ernstig om te komen tot toekenning van incidenteel verlof.
De advocaat generaal verwijst in het advies naar de lange gevangenisstraf van klager en stelt dat een verlof voor de maatschappij onbegrijpelijk zou zijn. Klagers zaak wordt momenteel echter onderzocht door de Commissie Evaluatie Afgesloten Strafzaken.
Een dergelijke commissie zou niet zijn ingesteld indien er geen twijfel zou bestaan bij de veroordeling van klager. Voorts heeft klager in januari 2011 twee derde van zijn gevangenisstraf uitgezeten. Gezien de lange duur van de detentie en de
omstandigheden waaronder deze detentie plaatsvindt, kan niet gesproken worden van maatschappelijke onrust bij een verlof.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft om onbegeleid incidenteel verlof verzocht om zijn moeder éénmaal per maand gedurende een dagdeel te bezoeken om haar de nodige mantelzorg te bieden. De adviezen van het Openbaar Ministerie en de inrichting zijn negatief voor wat betreft
het
onbegeleide aspect. De einddatum detentie is 26 juni 2015, hetgeen zich niet verhoudt met het nu al in deze fase van de detentie een structurele vorm van onbegeleid verlof te bieden.
De conclusie voor wat betreft de Commissie Evaluatie Afgesloten Strafzaken lijkt wat al te optimistisch en te voorbarig.
De artikelen 23 tot en met 31 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: de Regeling) benoemen de criteria voor het toestaan van incidenteel verlof. Mantelzorg valt daar niet onder. Verder woont klagers moeder in een
verzorgingstehuis, waar ze toch de nodige zorg zal ontvangen, waardoor mantelzorg niet direct aan de orde lijkt te zijn. Het is klager wel toegestaan om periodiek zijn moeder te bezoeken middels een begeleid incidenteel verlof.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Ooyerhoek Zutphen heeft aangegeven dat het verlof, zoals door klager is aangevraagd, gezien de te besteden tijd en frequentie onbegeleid moet zijn. Gezien zijn einddatum is dit te vroeg.
De advocaat-generaal heeft negatief geadviseerd ter zake van de verlofaanvraag.

De Commissie Evaluatie Afgesloten Strafzaken heeft op 26 januari 2011 aan het College van procureurs-generaal gerapporteerd geen termen aanwezig te achten voor het indienen van een verzoek om herziening.

3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van 20 jaar met aftrek, wegens moord. De datum van invrijheidstelling is thans bepaald op 26 juni 2015.

Op grond van het bepaalde in artikel 21, eerste lid, van de Regeling (hierna de Regeling), kan incidenteel verlof worden verleend voor het bijwonen van gebeurtenissen in de persoonlijke sfeer van de gedetineerde, waarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk
is. In de artikelen 22 tot en met 31 van de Regeling is voorts een aantal gevallen opgesomd waarin incidenteel verlof kan worden verleend. Die opsomming is niet limitatief, voorstelbaar is dat er andere gevallen zijn, waarin de gedetineerde in
aanmerking kan komen voor de toekenning van incidenteel verlof, mits daarbij zijn aanwezigheid noodzakelijk is.

Klager heeft aanvankelijk verzocht om hem éénmaal per maand incidenteel verlof te verlenen om aan zijn 90-jarige moeder mantelzorg te verlenen. Uit het inrichtingsadvies blijkt dat de aard van dit gevraagde verlof impliceert dat het onbegeleid plaats
dient te vinden.
In beroep wordt niet over het onbegeleide karakter van het verlof gerept en wordt aangegeven dat het verlof wordt gevraagd om voor de financiën van klagers moeder zorg te dragen.

De noodzaak om klager maandelijks verlof te verlenen voor mantelzorg ten behoeve/zorg te dragen voor de financiën van zijn 90-jarige moeder acht de beroepscommissie niet aannemelijk geworden, te meer nu uit de inrichtingsrapportage en de reactie van de
selectiefunctionaris volgt dat klager regelmatig wordt toegestaan om een bezoek onder begeleiding aan zijn moeder te brengen.
De beroepscommissie begrijpt de wens van klager om zijn moeder onbegeleid te kunnen bezoeken doch is van oordeel dat de afwijzende beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en met name klagers lange
strafrestant, niet als onredelijk of onbillijk kan worden aangemerkt.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. Th.E.M. Wijte en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van
mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 18 maart 2011

secretaris voorzitter

Naar boven