nummer: 11/331/GV
betreft: [klager] datum: 23 maart 2011
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. A.J. Sol, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 27 januari 2011 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),
alsmede van de onderliggende stukken.
De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van incidenteel verlof afgewezen.
2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Onvoorwaardelijk verlof wordt niet verleend nu het Openbaar Ministerie (OM) vreest voor vluchtgevaar. Deze stelling miskent de situatie waarin klager verkeerde voor hij in detentie raakte. Klager is destijds aangehouden en in voorlopige hechtenis
geplaatst. Gezien de gezondheidstoestand van zijn moeder werd de voorlopige hechtenis geschorst zodat klager voor zijn moeder kon zorgen. Als gevolg van deze schorsing heeft klager in hoger beroep zijn strafzaak in vrijheid mogen afwachten. Deze
periode
duurde zo’n anderhalf jaar. In die periode had klager kunnen vluchten. Zeker nu klager het laatste deel van zijn straf uitzit heeft hij geen belang bij enige vlucht. Ten onrechte wordt bij de beoordeling van het verlof dan ook rekening gehouden met het
vluchtgevaar. Alhoewel de politie aanvankelijk negatief oordeelde over het verlof heeft de politie dit negatief advies gewijzigd in een positief advies nu klager tijdens verlof bij zijn vriendin kan blijven. Inmiddels heeft het OM zijn negatieve advies
bijgesteld, in die zin dat verlof toch mogelijk is en wel als dit verlof met begeleiding plaatsvindt. Klager heeft recentelijk moeten ondervinden dat dit verlof afhankelijk is gesteld van de mogelijkheden van begeleiding. Indien de begeleiding met een
beroep op organisatorische problemen, bijvoorbeeld omdat er te weinig geschikt personeel is om klager te begeleiden, het verlof niet kan organiseren, dan houdt dit in dat klager het gematigd negatieve advies van het OM ten spijt, feitelijk geen verlof
krijgt.
Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klager heeft een aanvraag voor incidenteel verlof ingediend zodat hij zijn moeder en partner kan bezoeken. Uit het voorstel is volstrekt onduidelijk waarom klagers partner en moeder hem niet in de inrichting kunnen bezoeken waar hij thans verblijft. Er
ligt ook geen medische verklaring aan zijn verzoek tot incidenteel verlof ten grondslag. Klager voert in beroep argumenten aan zoals geen vluchtgevaar en begeleiding tijdens het bezoek. Deze argumenten hebben geen rol gespeeld bij de beoordeling van
het
verzoek. Een omgekeerd bezoek kan worden verleend als aantoonbaar is dat de personen die klager willen bezoeken niet in staat zijn klager in de inrichting te bezoeken.
Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de locatie Zoetermeer heeft negatief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
Het OM heeft laten weten alleen akkoord te gaan met verlofverlening wanneer het onder adequate begeleiding plaatsvindt.
De politie Haaglanden adviseert positief ten aanzien van de verlofaanvraag.
3. De beoordeling
Klager ondergaat een gevangenisstraf van drie jaar met aftrek, wegens het overtreden van de Opiumwet. Aansluitend dient hij eventueel 15 dagen gijzeling op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften en vier maanden
lijfsdwang in het kader van de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel te ondergaan. Klagers einddatum valt op of omstreeks 26 september 2011.
Op grond van artikel 25 van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting kan verlof worden verleend voor een bezoek aan een niet tot reizen in staat zijnde levenspartner, kind en ouder, indien deze wegens medische of psychische belemmeringen niet
in
staat is de inrichting te bezoeken en de gedetineerde gedurende drie maanden niet heeft kunnen ontmoeten. Klager heeft incidenteel verlof aangevraagd om zijn moeder en partner te kunnen bezoeken. Gesteld noch gebleken is dat een dergelijke situatie
zich
thans voordoet. Gelet op het vorenstaande kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. van Alff, secretaris, op 23 maart 2011
secretaris voorzitter