Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/2495/GA, 22 maart 2011, beroep
Uitspraakdatum:22-03-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/2495/GA

betreft: [klager] datum: 22 maart 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 18 augustus 2010 van de beklagcommissie bij de penitentiaire inrichting Hoogeveen,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Ter zitting van de beroepscommissie van 23 februari 2011, gehouden in de locatie De Berg te Arnhem, is [...], plaatsvervangend vestigingsdirecteur, gehoord.
Hoewel voor klagers vervoer naar de zitting was zorggedragen, heeft hij daarvan geen gebruik willen maken. Klagers raadsman is niet ter zitting van de beroepscommissie verschenen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. een disciplinaire straf van vijf dagen opsluiting in een strafcel, wegens een positieve uitslag van een urinecontrole op het gebruik van opiaten, welke straf in eerste instantie ten uitvoer werd gelegd in een andere verblijfsruimte dan een
strafcel, zulks in verband met een volle bezetting van de ISO-afdeling; en
b. een disciplinaire straf veertien dagen opsluiting in een strafcel, wegens verzet mee te werken aan de overbrenging naar de ISO-afdeling, het barricaderen van de toegang tot de verblijfsruimte en het slopen van inventaris van die
verblijfsruimte.

De beklagcommissie heeft het beklag ongegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt gehandhaafd.

De directeur heeft in beroep haar tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt toegelicht.
Het betreft beroepen van klager. De directeur kan zich feitelijk vinden in de uitspraak van de beklagcommissie. Voor zover klager andere onderwerpen aansnijdt in zijn beroepschrift, heeft de beklagcommissie daarover geen oordeel kunnen geven omdat die
zaken geen onderdeel uitmaakten van het oorspronkelijke beklag. De directeur stelt zich overigens op het standpunt dat klager in zijn aanvullende klachten rept over zaken die geen beslissingen van de directeur betreffen. De directeur vraagt de
beroepscommissie om het beroep ongegrond te verklaren. Aan klager is bij het afhandelen van het verslag medegedeeld dat de onder a vermelde disciplinaire straf in eerste instantie, zo lang er geen plaats zou zijn in een strafcel, ten uitvoer zou worden
gelegd in de eigen verblijfsruimte en dat hij zodra er plaats zou zijn, zou worden overgebracht naar een strafcel. Die handelwijze is geen standaardwerkwijze in de inrichting. Vorig jaar is een disciplinaire straf enkele keren op die manier ten uitvoer
gelegd. Dit jaar is dat nog niet gebeurd. Klager ging, toen hij daadwerkelijk werd overgebracht naar de strafcel, in verzet. Dat verzet was zodanig dat het Interne Bijstandsteam (IBT) er aan te pas is moeten komen om hem over te brengen. Tijdens het
overbrengen naar de strafcel zal hem door het hoofd van het IBT min of meer verslag zijn aangezegd. Formeel is dat mogelijk niet gebeurd. Het was echter een chaotische toestand. De directeur erkent dat de inrichting meer aandacht zal moeten besteed aan
de procedure van het aanzeggen. Naar aanleiding van die overbrenging en het daarvan opgemaakte verslag is aan klager de onder b vermelde disciplinaire straf opgelegd.

3. De beoordeling
Ten aanzien van onderdeel a:
De beklagcommissie heeft dit onderdeel van het beklag buiten beschouwing gelaten. Om proceseconomische redenen zal de beroepscommissie dit (onderdeel van het) beklag in eerste en hoogste instantie beoordelen.
Vastgesteld kan worden dat klager naar aanleiding van een op 15 juli 2010 afgenomen urinecontrole op 16 juli 2010 verslag is aangezegd in verband met een positieve score op het gebruik van opiaten. Dit gebruik is in de inrichting strafwaardig gedrag en
de daarvoor door de directeur opgelegde disciplinaire straf moet, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet onredelijk of onbillijk worden geacht. Het beklag zal daarom ongegrond worden verklaard.
De beroepscommissie merkt daarbij nog op dat, indien de tenuitvoerlegging van een disciplinaire straf (tijdelijk) niet in de daarvoor bestemde verblijfsruimte ten uitvoer kan worden gelegd, het voorkeur verdient dit duidelijk in de mededeling, als
bedoeld in artikel 58 van de Pbw, te vermelden. Dit voorkomt dat de betreffende gedetineerde verrast wordt door een plotselinge wijziging van de plaats van tenuitvoerlegging en kan bijdragen aan een soepele overbrenging naar die andere
verblijfsruimte.

Ten aanzien van onderdeel b:
Uit het schriftelijk verslag van 21 juli 2010, betreffende klagers gedrag bij gelegenheid van de voorgenomen overbrenging vanuit de eigen verblijfsruimte naar een strafcel, komt naar voren dat dit verslag niet aan klager is aangezegd. Die aanzegging is
wettelijk voorgeschreven, alvorens de directeur kan overgaan tot strafoplegging. Nu niet is voldaan aan dat wettelijk voorschrift van 50, tweede lid, van de Pbw, moet het beklag op formele gronden gegrond worden verklaard.
De beroepscommissie overweegt daarbij nog dat het beklag materieel gezien ongegrond zou moeten worden verklaard. Klagers gedrag bij gelegenheid van de voorgenomen overbrenging van de eigen verblijfsruimte naar een strafcel leverde een strafwaardige
handeling op, welke, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, de oplegging van een disciplinaire straf als de onderhavige niet onredelijk of onbillijk maakte. Om die reden acht de beroepscommissie geen termen aanwezig voor het toekennen
van
een tegemoetkoming.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart onderdeel a van het beklag ongegrond. Zij verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel b van het beklag gegrond, vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie en verklaart dat beklag alsnog op formele gronden gegrond.
Zij bepaalt dat aan klager geen tegemoetkoming toekomt.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 22 maart 2011

secretaris voorzitter

Naar boven