Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/3245/GA, 22 maart 2011, beroep
Uitspraakdatum:22-03-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/3245/GA

betreft: [klager] datum: 22 maart 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

de directeur van de locatie Zuid te Arnhem,

gericht tegen een uitspraak van 15 oktober 2010 van de beklagcommissie bij voormelde locatie, gegeven op een klacht van [...], verder te noemen klager,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

Klagers raadsman mr. T.P.M. Kouwenaar en de directeur hebben geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te worden gehoord ter zitting van de beroepscommissie van 23 februari 2011, gehouden in de locatie De Berg te Arnhem.
Klager is op 23 februari 2011 vanuit de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Vught overgebracht naar de locatie De Berg. Naar aanleiding van klagers gedrag in de locatie De Berg op 23 februari 2011, waardoor een horen van klager niet mogelijk was, is
door de directeur van voormelde locatie besloten klager direct terug te zenden naar de p.i. Vught.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagcommissie
Het beklag betreft:
a. klagers insluiting in de eigen verblijfsruimte gedurende de arbeidstijd op 30 augustus 2010, wegens zijn weigering om naar de arbeidszaal te gaan; en
b. een disciplinaire straf van uitsluiting van deelname aan een of meer bepaalde activiteiten, te weten de arbeid, voor de duur van veertien dagen, wegens de weigering om deel te nemen aan de arbeid.

De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van de directeur en klager
De directeur heeft in beroep zijn tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – schriftelijk – toegelicht.
De directeur kan zich niet verenigen met de uitspraak van de beklagcommissie. Indertijd is onderzoek gedaan of klager al dan niet in staat is om deel te nemen aan de arbeid. De inrichtingsarts heeft een gesprek gehad met klager en naar aanleiding
daarvan klager arbeidsgeschikt geacht, ervan uitgaande dat klager zijn medicatie verstrekt kreeg. Daarmee heeft de directeur voldaan aan de zorgplicht van artikel 42 van de Pbw. Indien klager zich niet kan verenigen met het oordeel van de
inrichtingsarts met betrekking tot klagers arbeidsgeschiktheid, dient hij zich te wenden tot de Medisch Adviseur bij het Ministerie van Veiligheid en Justitie, met het verzoek om te bemiddelen.

Namens klager is in beroep het tegenover de beklagcommissie ingenomen standpunt als volgt – schriftelijk – toegelicht.
Klager stelt zich op het standpunt dat de inrichtingsarts geen nadere informatie heeft ingewonnen met betrekking tot klagers arbeidsongeschiktheid en dat zijn oordeel daarom niet is gebaseerd op medische informatie. Uit het beroepschrift komt naar
voren
dat de inrichtingsarts zijn oordeel slechts heeft gebaseerd op een kort gesprek met klager. Omdat de inrichtingsarts zich geen oordeel heeft gevormd over de geschiktheid van klager voor deelname aan de arbeid, is niet voldaan aan de wettelijke
zorgplicht. Er was immers, gelet op het feit dat klager heeft aangegeven al sinds zijn achttiende jaar een Wajong-uitkering te ontvangen, aanleiding voor een meer diepgaand onderzoek. Klagers Wajong-status wordt door de directeur niet ontkend.

3. De beoordeling
Ten aanzien van onderdeel a van het beklag.
De beklagcommissie heeft dit onderdeel van het beklag niet (expliciet) beoordeeld. De beroepscommissie zal daarom dat beklag om proceseconomische redenen in eerste en hoogste instantie afdoen.

Vastgesteld kan worden dat klager op 30 augustus 2010 niet heeft willen deelnemen aan de arbeid en om die reden heeft geweigerd vanaf de afdeling naar de arbeidszaal te vertrekken. Op grond van artikel 20, tweede lid, van de Pbw, kunnen gedetineerden
worden verplicht zich gedurende activiteiten waaraan zij niet deelnemen op te houden in hun verblijfsruimte. Nu klager door de inrichtingsarts niet (langdurig) ziek of arbeidsongeschikt was verklaard, was de beslissing om klager op 30 augustus 2010
tijdens de arbeidstijd in te sluiten niet in strijd met de wet, noch moet die beslissing – bij afweging van alle in aanmerking komen de belangen – als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Dit onderdeel van het beklag dient daarom alsnog ongegrond
te worden verklaard.

Ten aanzien van onderdeel b van het beklag.
De beroepscommissie acht voldoende aannemelijk geworden dat de directeur, alvorens aan klager de onderhavige disciplinaire straf op te leggen, bij de inrichtingsarts navraag heeft gedaan omtrent klagers geschiktheid om deel te nemen aan de arbeid en
dat
de inrichtingsarts daarop een bevestigend antwoord heeft gegeven. Daarmee heeft de directeur voldaan aan de hem opgelegde zorgplicht als bedoeld in art. 42, derde lid, van de Pbw. Gelet op het vorenstaande moet de bestreden beslissing van de directeur,
bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet onredelijk of onbillijk worden geacht. De uitspraak van de beklagcommissie zal daarom worden vernietigd en het beklag zal alsnog ongegrond worden verklaard.

De beroepscommissie overweegt daarbij nog dat, indien klager zich niet kon verenigen met het oordeel van de inrichtingsarts dat klager arbeidsgeschikt moest worden geacht, hij zich, nu het hier medisch handelen betreft, met een verzoek om bemiddeling
had moeten richten tot de Medisch Adviseur.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart onderdeel a van het beklag ongegrond.
Zij verklaart het beroep van de directeur gegrond. Zij vernietigt de uitspraak van de beklagcommissie ten aanzien van onderdeel b van het beklag en verklaart dat beklag alsnog ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr J.A.M. de Wit, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en J. Schagen MA, leden, in tegenwoordigheid van mr. H.M.J.D. Maes, secretaris, op 22 maart 2011

secretaris voorzitter

Naar boven