Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/2345/GM, 2 november 2010, beroep
Uitspraakdatum:02-11-2010

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/2345/GM

betreft: [klager] datum: 2 november 2010

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 30 van de Penitentiaire maatregel (Pm) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen medisch handelen door of namens de inrichtingsarts verbonden aan de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht,

alsmede van de overige stukken, waaronder het verslag van 24 juni 2010 van de bemiddeling door de medisch adviseur bij het ministerie van Justitie.

De beroepscommissie hield zitting op 7 oktober 2010 in de p.i. Amsterdam.
Klager, die zich inmiddels in vrijheid bevindt, heeft schriftelijk aangegeven niet ter zitting te kunnen verschijnen.
De inrichtingsarts verbonden aan de p.i. Dordrecht heeft schriftelijk laten weten verhinderd te zijn ter zitting te verschijnen.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beroep
De klachten, zoals neergelegd in de verzoeken om bemiddeling aan de medisch adviseur van respectievelijk 19 maart 2010 en 1 april 2010, betreffen:
a. het niet verstrekt krijgen van lactulosestroop;
b. de inadequate behandeling van klagers hernia en huidziekte;
c. het niet verstrekt krijgen van medicatie gedurende klagers verlof.

2. De standpunten van klager en de inrichtingsarts
Klager heeft schriftelijk het volgende aangevoerd. Hij heeft diverse getuigen die weten dat klager het wel degelijk heeft doorgegeven en ook heeft gevraagd aan de p.i.-medewerkers van de Dordtse Poorten.
Verder voert klager in zijn beroep aan op het verzoek om bemiddeling betreffende het openliggen van zijn huid en de verstrekking van de medicatie door de p.i.-medewerkers in de Dortse Poorten niets vernomen te hebben.

Namens de inrichtingsarts is het volgende standpunt ingenomen.
De verpleegkundigen bij de medische dienst zijn niet ingelicht over het verlof van klager en zij hebben voorafgaand aan het verlof ook geen aanvraag voor medicatie tijdens het verlof gekregen.

3. De beoordeling
Ten aanzien van onderdeel a. wordt vastgesteld dat uit de stukken is gebleken dat klager zijn lactulosestroop als gevolg van een misverstand aan de zijde van de medische dienst niet heeft gekregen. Het beroep zal op dit onderdeel derhalve gegrond
worden
verklaard. Nu niet is gesteld of gebleken dat klager dientengevolge problemen heeft ondervonden zijn er geen termen hem een tegemoetkoming toe te kennen.

Ten aanzien van onderdeel b. zit er geen bemiddeling in het dossier. Klager heeft daarbij aangevoerd op dit verzoek om bemiddeling niets vernomen te hebben. Voor zover klagers klacht betrekking heeft op dit onderdeel verwijst de beroepscommissie dit
onderdeel van klagers klacht naar de medisch adviseur met het verzoek om dit onderdeel van de klacht, waarop nog geen bemiddeling is gevolgd alsnog in behandeling te nemen.

Ten aanzien van onderdeel c. stelt de beroepscommissie vast dat onvoldoende is komen vast te staan dat klager bij de medische dienst zou hebben aangegeven dat hij met verlof zou gaan en dat hij daarbij verzocht zou hebben de medicatie voor die periode
aan hem te verstrekken. Het handelen van de inrichtingsarts kan onder die omstandigheden niet worden aangemerkt als in strijd met de in artikel 28 Pm neergelegde norm. Het beroep zal derhalve ten aanzien van dit onderdeel ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel a. gegrond en kent klager geen tegemoetkoming toe.

De beroepscommissie stuurt klagers klacht voor zover die betrekking heeft op onderdeel b. door naar de medisch adviseur met het verzoek om dit onderdeel van de klacht alsnog in behandeling te nemen.

De beroepscommissie verklaart het beroep ten aanzien van onderdeel c. ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit
mr. dr. H.M.E. Laméris-Tebbenhoff Rijnenberg, voorzitter, M.F. van Brederode-Zwart en J.H.A.M.C. Schoenmaeckers, leden, in tegenwoordigheid van mr. I. Lispet, secretaris,
op 2 november 2010

secretaris voorzitter

Naar boven