Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/3258/GB, 8 maart 2011, beroep
Uitspraakdatum:08-03-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 10/3258/GB

Betreft: [klager] datum: 8 maart 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschriften

van [...], verder te noemen klaagster, en
namens klaagster ingediend door mr. J.W.G.M. Kral,

gericht tegen een op 26 oktober 2010 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.

Klaagster is, bijgestaan door haar raadsman, op 25 februari 2011 door een lid van de Raad gehoord.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klaagster gericht tegen de beslissing haar over te plaatsen naar de gevangenis van de locatie Ter Peel ongegrond verklaard.

2. De feiten
2.1. Klaagster is sedert 26 april 2010 gedetineerd. Zij verbleef in de b.b.i. van de locatie Ter Peel. Op 25 augustus 2010 is zij overgeplaatst naar de gevangenis van de locatie Ter Peel, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

2.2. Bij uitspraak van 1 maart 2011, met nummer 10/3817/GA, van de beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Pbw, is het beroep van de directeur van de locatie Ter Peel, gericht tegen de uitspraak van 7 december 2010 van de
beklagcommissie bij de locatie Ter Peel betreffende een ordemaatregel van plaatsing in afzondering in een afzonderingscel in afwachting van herselectie voor de duur van vijf dagen, ongegrond verklaard.

3. De standpunten
3.1. Door en namens klaagster is het beroep als volgt toegelicht.
Klaagster denkt dat het ongeveer 12 juli 2010 is geweest toen ze de waarschuwing van het personeel kreeg. Er werd gezegd dat ze mensen benaderde voor geld, dat dat niet gewenst was in de inrichting en dat ze daarmee moest stoppen. Klaagster heeft niet
in discussie willen gaan en is meteen gestopt. Ze heeft er niet meer over gepraat om problemen te voorkomen. Ze heeft meteen de dag erna haar contactpersoon gebeld om hem mede te delen geen contact meer op te nemen met mevrouw V. Voor de waarschuwing
had haar contactpersoon het telefoonnummer van mevrouw V. met haar instemming al en had mevrouw V. het telefoonnummer van de contactpersoon. Als er daarna nog contact is geweest tussen mevrouw V. en de contactpersoon, is dat buiten klaagster om
geweest.
De achternaam van mevrouw G. kent klaagster niet. Klaagster vermoedt dat dat een medegedetineerde moet zijn geweest. Na lang nadenken kan ze zich herinneren gesproken te hebben met een [R.] in de b.b.i. Ze spraken over haar delict en geldboetes.
Wellicht dat mevrouw V., die op dat moment in de gang liep, iets van dat gesprek heeft opgevangen. Het gesprek ging echter niet over beleggingen. Klaagsters terugplaatsing is onjuist. Ze heeft de waarschuwing van het personeel ter harte genomen en niet
meer over beleggingen gesproken. Ze heeft zich inmiddels volledig uit de financiële sector teruggetrokken en is omgeschoold tot verkeersregelaar. De terugplaatsing is erg belastend voor klaagster geweest en ze heeft er psychische schade door opgelopen,
ook omdat ze een zieke partner thuis heeft. Verder is er vertraging in de detentiefasering opgetreden. Klaagster komt binnenkort in aanmerking voor overplaatsing naar een z.b.b.i./deelname aan een p.p. Ze is momenteel op verlof en op eigen gelegenheid
naar de zitting gekomen.

Namens klaagster is het volgende naar voren gebracht. Zoals de beklagcommissie ook aangeeft, is onduidelijk op welke datum klaagster een waarschuwing heeft gekregen van het personeel. Vervolgens is niet duidelijk op welke datum en door wie mevrouw V.
en
mevrouw G. zijn benaderd. In het rapport dat zich bij de stukken bevindt staan vage termen als “vermoed” en “zij zou”. Vermoedens die nergens op zijn gebaseerd vormen onvoldoende bewijs. Klaagster heeft de waarschuwing van het personeel ter harte
genomen en niet meer over beleggingsproducten gesproken. Het is wel mogelijk dat klaagster met medegedetineerden heeft gesproken over geldbedragen omdat er veel gedetineerden in de b.b.i. verblijven die voor geldboetes dan wel
schadevergoedingsmaatregelen zitten.
De selectiefunctionaris leunt zwaar op de beslissing van de directeur, terwijl niet blijkt van enig onderzoek

3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Klaagster is op 24 augustus 2010 vanuit de b.b.i. teruggeplaatst in de gevangenis van de locatie Ter Peel. De directeur heeft op grond van het bij herhaling afhandig maken van financiële middelen bij medegedetineerden en hun bezoekers geadviseerd haar
terug te plaatsen in een gesloten setting. De selectiefunctionaris heeft dit advies overgenomen. Begin juli 2010 zijn twee meldingen geschreven waaruit blijkt dat klaagster zich bezighield met het benaderen van medegedetineerden om geld te beleggen dan
wel te investeren. Ook werden de bezoekers benaderd. Klaagster is hierop aangesproken. Ook werd geconstateerd dat er overeenkomsten waren met het delict. De waarschuwing resulteerde niet in het gewenste effect. Op 23 augustus 2010 is wederom een
melding
geschreven, waarna rapport is opgemaakt. De contactpersoon had telefonisch contact gezocht met een medegedetineerde om geld te beleggen. Het vermoeden bestaat dat klaagster het telefoonnummer heeft doorgegeven. Evenzo heeft klaagster weer een
medegedetineerde benaderd om geld te belenen in beleggingen. De directeur heeft vervolgens een ordemaatregel opgelegd.

4. De beoordeling
4.1. Bij uitspraak van 1 maart 2011 heeft de beroepscommissie het beroep van de directeur gericht tegen de uitspraak van de beklagcommissie ongegrond verklaard. De beklagcommissie overweegt dat niet is gebleken op welke datum klaagster een
waarschuwing heeft gekregen vanwege de genoemde activiteiten. Ook is niet gebleken op welke datum en door wie mevrouw V. en mevrouw G. precies zijn benaderd. Gelet op deze omstandigheden acht de beklagcommissie onvoldoende feitelijk aangetoond en
onderbouwd dat het contact met zowel mevrouw V. als mevrouw G. na de waarschuwing aan klaagster heeft plaatsgevonden en/of deze contacten in opdracht van, dan wel met medeweten van klaagster hebben plaatsgevonden. Nu niet is komen vast te staan dat
klaagster enig verwijt treft is de beklagcommissie van oordeel dat de beslissing om klaagster in afwachting van herselectie in afzondering te plaatsen, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen als onredelijk en onbillijk moet worden
aangemerkt. De beklagcommissie heeft het beklag gegrond verklaard en klaagster een tegemoetkoming van € 60,= toegekend. De beroepscommissie heeft de uitspraak van de beklagcommissie bevestigd.

4.2. Nu de beslissing van de selectiefunctionaris volledig is gegrond op het advies van de directeur, moet de beslissing van de selectiefunctionaris bij afweging van alle in aanmerking komende belangen als onredelijk en onbillijk worden aangemerkt.
Derhalve dient de bestreden beslissing te worden vernietigd.
De selectiefunctionaris zal worden opgedragen een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van deze uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
De beroepscommissie zal in een afzonderlijke beslissing bepalen of enige tegemoetkoming aan klaagster geboden is.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
Zij zal in een afzonderlijke beslissing bepalen of enige tegemoetkoming aan klaagster geboden is.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema,
voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. S. Jousma, secretaris, op 8 maart 2011

secretaris voorzitter

Naar boven