Nummer: 10/3833/GB
Betreft: [klager] datum: 8 maart 2011
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift ingediend door [...], namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 17 december 2010 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot overplaatsing naar een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.) afgewezen.
2. De feiten
Klager is sedert 15 juni 2010 gedetineerd. Hij verbleef in het huis van bewaring van de locatie De Kruisberg te Doetinchem. Op 26 juli 2010 is hij geplaatst in de gevangenis van de locatie Zuid van de penitentiaire inrichtingen (p.i) Arnhem, waar een
regime van algehele gemeenschap geldt.
3. De standpunten
3.1. Door en namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Op 15 juli 1998 heeft klager een oproep ontvangen om zich te melden in Bankenbosch te Veenhuizen. Klager heeft een gratieverzoek ingediend en om opschorting van de gevangenisstraf verzocht. Op 14 augustus 1998 heeft de Procureur-Generaal bij het
Gerechtshof te Amsterdam met opschorting ingestemd en duidelijk aangegeven dat klager een nieuwe oproep zou ontvangen. Op 19 november 1999 is klagers gratieverzoek afgewezen. Klager heeft begin 2000 bij het Openbaar Ministerie in Duitsland gevraagd of
er al een aanhoudingsbevel vanuit Nederland was ontvangen. Dit bleek niet het geval. Klager heeft voorts geïnformeerd bij DJI en daar werd hem medegedeeld dat hij een nieuwe mededeling zou ontvangen. Klager is in juni 2010 op de vlieghaven van Malaga
in
Spanje aangehouden.
De Advocaat-Generaal bij het Ressortsparket Amsterdam heeft op 8 november 2010 in een brief aan de p.i. Arnhem opgemerkt dat het bij klager opgewekte vertrouwen, dat hij opnieuw zou worden opgeroepen voor een b.b.i., gehonoreerd dient te worden en dat
er van de kant van het Openbaar Ministerie geen bezwaren bestaan tegen plaatsing in een b.b.i.
Klager woont al vijfentwintig jaar op hetzelfde en ook bij Justitie bekende adres. Voorts is hij in 2008 en 2009 door de Duitse politie aangehouden tijdens een verkeerscontrole. Ook bij die gelegenheden is nagegaan of er een aanhoudingsbevel lag. Dit
was niet het geval.
Klager is financieel verantwoordelijk voor zijn gezin en bij plaatsing in een b.b.i. kan hij een inkomen verwerven. Het gezin heeft schulden en de echtgenote is wegens ziekte niet in staat te werken.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager heeft op 15 juli 1998 een oproep ontvangen zich te melden bij de b.b.i. locatie Groot Bankenbosch. Klager heeft vervolgens een gratieverzoek ingediend en aan dit verzoek is opschortende werking verleend. Het gratieverzoek is op 19 november 1998
afgewezen en klager stelt dat hij nimmer een nieuwe oproep om zich te melden heeft ontvangen. Het is thans niet meer na te gaan of er inderdaad geen nieuwe oproep aan klager is verzonden. In juni 2010 is klager in Spanje aangehouden en hij is
vervolgens
geplaatst in de p.i. Arnhem. In 1998 was het nog wel mogelijk om als zelfmelder geplaatst te worden in een b.b.i. Klager had na afwijzing van het gratieverzoek dienen te informeren naar de executie van zijn gevangenisstraf.
Klagers v.i.-datum is gesteld op 3 juli 2013. Ingevolge de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing gedetineerden (de Regeling) komen voor plaatsing in een b.b.i in aanmerking gedetineerden met een strafrestant van 18 maanden en klager komt
derhalve pas vanaf 3 januari 2012 voor plaatsing in aanmerking.
4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling komen naast zelfmelders, die onherroepelijk zijn veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van minder dan twee jaar, voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking
gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.
4.2. Klager heeft op 15 juli 1998 een oproep ontvangen om zich te melden in de locatie Groot Bankenbosch te Veenhuizen. Klager heeft vervolgens een gratieverzoek ingediend. Op 14 augustus 1998 heeft de Procureur-Generaal te Arnhem opschortende
werking aan het gratieverzoek verleend en daarbij aangegeven dat klager te zijner tijd een nieuwe oproep zal ontvangen. Niet is vast te stellen of klager na de afwijzing van zijn gratieverzoek in november 1998 een nieuwe oproep om zich bij een p.i. te
melden heeft ontvangen.
Bij brief van 8 november 2010 aan het BSD van de locatie Zuid te Arnhem heeft de Advocaat-Generaal te Amsterdam overwogen dat ingeval niet kan blijken van latere oproepen er wellicht reden is om het destijds opgewekte vertrouwen gestand te doen. Het
Openbaar Ministerie adviseert om, nu niet vaststaat dat er nadere oproepingen zijn geweest, het opgewekte vertrouwen te honoreren. Het Openbaar Ministerie heeft geen bezwaar tegen plaatsing in een b.b.i. Daarbij is in overweging genomen dat het een
oude
straf betreft, dat niet is gebleken dat klager zich niet aan de afspraken heeft gehouden en dat inmiddels een herzieningsverzoek is ingediend dat niet op voorhand kansloos lijkt.
In het selectieadvies van de locatie Zuid te Arnhem van 10 november 2010 wordt geadviseerd, nu klager in eerste instantie in de gelegenheid is gesteld zijn straf uit te zitten in een b.b.i. en niet kan worden aangetoond dat klager een nieuwe oproep
heeft ontvangen, om de mogelijkheid na te gaan of klager de rest van zijn straf kan uitzitten in een b.b.i.
De beroepscommissie overweegt het volgende.
Klagers gratieverzoek is in november 1998 afgewezen en de raadsman heeft gesteld dat klager al vijfentwintig jaar op hetzelfde adres in Duitsland woont.
Uit de stukken is niet gebleken welke stappen het Ministerie van Justitie na 1998 heeft ondernomen om klagers gevangenisstraf te executeren, terwijl klagers stelling dat hij geïnformeerd heeft bij DJI omtrent de tenuitvoerlegging van zijn straf niet
is
weersproken.
Gezien het voorgaande is de beroepscommissie van oordeel dat de op de onder 3.2 genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris bij afweging van alle in aanmerking komende belangen als onredelijk en onbillijk moet worden aangemerkt.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep gegrond en vernietigt de bestreden beslissing.
Zij draagt de selectiefunctionaris op een nieuwe beslissing te nemen met inachtneming van haar uitspraak binnen een termijn van twee weken na ontvangst daarvan.
Zij zal in een afzonderlijke beslissing bepalen of enige tegemoetkoming aan klager geboden is.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema,
voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van mr. S.A.H. de Bruin, secretaris, op 8 maart 2011
secretaris voorzitter