nummer: 10/2788/GA
betreft: [klager] datum: 7 maart 2011
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een uitspraak van 23 augustus 2010 van de beklagcommissie bij de locatie Zoetermeer,
alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.
De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman, mr. D.M. Penn, om het beroep schriftelijk toe te lichten.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:
1. De inhoud van de beklagen en de uitspraak van de beklagcommissie
De beklagen betreffen:
1. (G273/610) stelselmatige urinecontrole;
2. (G274/610) schending van het recht op deelname aan onderwijs;
3. (G275/610) stelselmatige visitatie na bezoek;
4. (G276/610) insluiting op eigen cel wegens een vechtpartij op de afdeling;
5. (G307/610) schending van het recht op onderwijs door de verwijdering hiervan uit het dagprogramma;
6. (G308/610) insluiting tijdens de voor arbeid bestemde uren en
7. (G311/710) het niet uitvoeren van een betalingsopdracht en het niet vergoeden van de daarvoor gemaakte kosten.
De beklagcommissie heeft de beklagen onder 1, 4, 5 en 7 ongegrond en de klacht onder 6 gegrond verklaard op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
De beklagcommissie heeft de klachten onder 2 gevoegd bij een eerdere - gelijkluidende - klacht die nog nader zal worden behandeld. Het beroep kan in zoverre verder buiten bespreking blijven.
De beklagcommissie heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag onder 3 op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.
2. De standpunten van klager en de directeur
Zowel klager als de directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagcommissie, in beroep niet toegelicht.
3. De beoordeling
De beroepscommissie komt voor wat betreft de klachten onder 1, 4 en 7 tot het oordeel dat de beklagcommissie op goede gronden en met juistheid op het beklag heeft beslist. Het beroep zal derhalve ongegrond worden verklaard.
Voor wat betreft de klacht onder 3 overweegt de beroepscommissie het volgende.
De beklagen onder klachtnummer 198/510 (welke door de beroepscommissie zijn behandeld onder 10/2310/GA) betroffen het feit dat klager op 10 mei 2010 en op 17 mei 2010 na bezoek is gevisiteerd. De onderliggende klacht betreft het feit dat klager op 7
juni 2010 is gevisiteerd. Deze klachten zijn derhalve niet identiek aan elkaar. Klager had moeten worden ontvangen in zijn beklag. De beroepscommissie zal de klacht zelf in eerste en enige aanleg behandelen.
Klager klaagt over visitatie na bezoek. Een dergelijke vorm van visitatie is niet in strijd met de wet. Het beklag zal dan ook ongegrond worden verklaard.
Voor wat betreft de klacht onder 5 overweegt de beroepscommissie dat klager klaagt over de indeling van het dagprogramma. Dit omvat geen hem betreffende door of namens de directeur genomen beslissing waartegen ingevolge artikel 60 van de Pbw beklag
mogelijk is. De beklagcommissie had klager niet-ontvankelijk moeten verklaren in deze klacht. De beroepscommissie zal zulks alsnog doen.
Voor wat betreft de klacht onder 6 komt de beroepscommissie tot het oordeel dat tegen een gegrondverklaring van een beklag door de beklagcommissie voor de gedetineerde, behoudens zich in deze niet voordoende bijzondere omstandigheden, geen beroep
openstaat. Gelet daarop kan klager niet worden ontvangen in dit onderdeel van het beroep.
4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep voor wat betreft de klachten onder 1, 4 en 7 ongegrond en bevestigt in zoverre de uitspraak van de beklagcommissie.
De beroepscommissie vernietigt voor wat betreft de klacht onder 3 de uitspraak van de beklagcommissie, maar verklaart dit beklag alsnog ongegrond.
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter voor wat betreft de klacht onder 5 en verklaart klager alsnog niet-ontvankelijk in deze klacht.
De beroepscommissie verklaart klager voor wat betreft de klacht onder 6 niet-ontvankelijk in beroep.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. Kersten, secretaris, op 7 maart 2011
secretaris voorzitter