Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/3272/GA, 7 maart 2011, beroep
Uitspraakdatum:07-03-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 10/3272/GA

betreft: [klager] datum: 7 maart 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 69, tweede lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift van

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een uitspraak van 26 oktober 2010 van de alleensprekende beklagrechter bij de locatie Zoetermeer,

alsmede van de overige stukken, waaronder de uitspraak waarvan beroep, welke in afschrift aan deze uitspraak is gehecht.

De beroepscommissie heeft de directeur van voormelde locatie in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt:

1. De inhoud van het beklag en de uitspraak van de beklagrechter
Het beklag betreft de afname van een urinecontrole op 3 oktober 2010.

De beklagrechter heeft klager niet-ontvankelijk verklaard in zijn beklag op de gronden als in de aangehechte uitspraak weergegeven.

2. De standpunten van klager en de directeur
Klager heeft het tegenover de beklagrechter ingenomen standpunt in beroep als volgt toegelicht. Het recht is geschonden en er zijn vormen verzuimd waarvan niet-naleving vernietiging van de uitspraak met zich meebrengt. In het bijzonder zijn de
artikelen
30, 60, 67 en 68 van de Pbw en de artikel 8 en 13 van het EVRM geschonden. Ten onrechte heeft de beklagcommissie geoordeeld dat deze klacht identiek is aan andere klachten met hetzelfde onderwerp. Klagers klacht is gericht tegen een nieuwe beslissing
van 3 oktober 2010 genomen door de directeur.
Er is door de directeur niet voldaan aan de verdragsrechtelijke voorwaarden.
Klager beseft dat steekproefsgewijze urinecontrole niet in strijd is met de voorwaarde ‘pressing social need’. Echter de urinecontroles waaraan klager wordt onderworpen zijn niet steekproefsgewijs, maar gericht tegen klager als persoon en worden zonder
pardon iedere maand uitgevoerd.
In 3,5 jaar tijd is er nooit een urinecontrole positief geweest, nooit is er contrabande aangetroffen en nooit zijn er vermoedens omtrent het gebruik van drugs geweest. Klager is een voorbeeldige gedetineerde, dit heeft echter niet geleid tot een
andere
behandeling.
Aan de gestelde voorwaarde van noodzakelijkheid zoals gesteld in artikel 30 van de Pbw is niet voldaan.

De directeur heeft zijn standpunt, zoals ingenomen tegenover de beklagrechter, in beroep niet toegelicht.

3. De beoordeling
De beroepscommissie is van oordeel dat sprake is van een beslissing als bedoeld in artikel 60 van de Pbw welke nog niet eerder in beklag aan de orde is geweest. Klager had dan ook moeten worden ontvangen in zijn beklag. De beroepscommissie zal de
klacht
zelf in eerste en enige aanleg afdoen.

De mogelijkheid een gedetineerde te verplichten tot het afstaan van urine is vastgelegd in artikel 30 van de Pbw. Niet aannemelijk is geworden dat in het kader van de toepassing van die wettelijke bevoegdheid door de directeur onredelijk of onbillijk
is
gehandeld. Het beklag zal derhalve ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie vernietigt de uitspraak van de beklagrechter, verklaart klager alsnog ontvankelijk in zijn beklag, maar verklaart dit beklag ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. P.C. Vegter, voorzitter, mr. J.P. Balkema en mr. M.A.G. Rutten, leden, in tegenwoordigheid van mr. L. Kersten, secretaris, op 7 maart 2011

secretaris voorzitter

Naar boven