Nummer: 10/3721/GB
Betreft: [klager] datum: 7 maart 2011
De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. M. de Reus, namens
[...], verder te noemen klager,
gericht tegen een op 9 december 2010 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,
alsmede van de overige stukken, waaronder de bestreden beslissing.
Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.
1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft het bezwaarschrift van klager gericht tegen de beslissing hem te plaatsen in de gevangenis van de locatie Westlinge te Heerhugowaard, waar een regime van algehele gemeenschap geldt en een normaal beveiligingsniveau als
vermeld in artikel 20, tweede lid, van de Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting (hierna: b.b.i. zonder regimair verlof), ongegrond verklaard.
2. De feiten
Klager is sedert 4 december 2009 gedetineerd. Hij verbleef in de gevangenis van de penitentiaire inrichtingen (p.i.) Lelystad. Op 8 november 2010 is hij geplaatst in de b.b.i. zonder regimair verlof van de locatie Westlinge.
3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager komt wel in aanmerking voor plaatsing in een b.b.i. met regimair verlof.
Hij vormt geen dan wel niet meer dan een beperkt vluchtrisico en valt derhalve onder artikel 3, tweede lid, van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing gedetineerden (hierna: de Regeling).
Het advies van het Openbaar Ministerie, waarnaar de selectiefunctionaris verwijst, is onvoldoende onderbouwd om klager te beschouwen als meer dan beperkt vluchtgevaarlijk. De omstandigheid dat klager ter terechtzitting bij de behandeling van zijn
strafzaak heeft aangegeven zo snel mogelijk naar huis te willen, kan toch bezwaarlijk tegen hem worden gebruikt. Iedere al dan niet buitenlandse gedetineerde zal aangeven zo snel mogelijk naar huis te willen.
Verwezen wordt naar 10/815/GB en 10/2108/GV voor wat betreft de eisen die worden gesteld aan de adviezen van het Openbaar Ministerie. Voornoemd advies voldoet niet aan die eisen.
3.2. De selectiefunctionaris heeft de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Vanuit de p.i. Lelystad is tot tweemaal toe informatie verzameld om objectief de mogelijkheden tot toekenning van vrijheden te kunnen beoordelen. Op grond van de negatieve adviezen van het Openbaar Ministerie bestond er bij de directeur van de p.i.
Lelystad onvoldoende vertrouwen in een ongestoord verloop van vrijheden. Twee door klager ingediende verzoeken om algemeen verlof zijn afgewezen. Ook ten aanzien van faseringsmogelijkheden heeft de advisering een rol gespeeld. Dit heeft geleid tot een
selectievoorstel voor een b.b.i. zonder regimair verlof. Klager is hiervan op de hoogte gesteld en bleek akkoord. Overeenkomstig het voorstel en klagers voorkeur is hij geselecteerd.
Uit het selectieadvies komt naar voren dat klager geen Nederlands spreekt en nimmer bezoek heeft ontvangen. Op geen enkele wijze blijkt dat er sprake is van sociale binding. Dit in relatie tot het negatieve advies van het Openbaar Ministerie geeft
voldoende aanleiding om klager niet in aanmerking te laten komen voor plaatsing in een inrichting met regimaire vrijheden.
4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal
achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.
4.2. De selectiefunctionaris heeft advies gevraagd aan het Openbaar Ministerie in verband met de vraag of aan klager in het kader van de tenuitvoerlegging van de vrijheidsbeneming vrijheden kunnen worden toegestaan. Het advies van het Openbaar
Ministerie was negatief. De gevangenis Lelystad heeft geadviseerd om klager te plaatsten in een b.b.i. zonder regimair verlof.
De beroepscommissie overweegt dat namens klager is gesteld dat er geen dan wel niet meer dan een beperkt vluchtrisico aanwezig is.
Uit de inrichtingsrapportage volgt dat klager geen vaste woon- of verblijfplaats in Nederland heeft, geen Nederlands spreekt, geen bezoek heeft ontvangen en dat zijn ernstig zieke vrouw en zijn kinderen in Roemenië wonen.
4.3 De selectiefunctionaris heeft op grond van het bovenstaande naar het oordeel van de beroepscommissie kunnen aannemen dat niet gezegd kan worden dat er geen sprake zou zijn van een gevaar voor vlucht of dat dit risico slechts beperkt zou zijn en
dat daarom niet is gebleken dat klager voldoet aan de voorwaarden als gesteld in artikel 3 van de Regeling en zal zij klagers beroep ongegrond verklaren.
5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema, voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van
mr. H.S. van Gemert, secretaris, op 7 maart 2011
secretaris voorzitter