Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 11/0256/GV, 7 maart 2011, beroep
Uitspraakdatum:07-03-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

nummer: 11/256/GV

betreft: [klager] datum: 7 maart 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H. Raza, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 27 januari 2011 genomen beslissing van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie (de Staatssecretaris),

alsmede van de onderliggende stukken.

De beroepscommissie heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld schriftelijk te reageren op het beroep en klager alsmede zijn raadsman om het beroep schriftelijk toe te lichten.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De Staatssecretaris heeft klagers verzoek tot het tijdelijk verlaten van de inrichting in het kader van algemeen verlof afgewezen.

2. De standpunten
Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
Klager stelt dat zijn verzoek tot algemeen verlof op onjuiste gronden is afgewezen. Zijn verzoek is afgewezen, omdat een verlof op dit moment maatschappelijk onaanvaardbaar zou zijn en er geen vertrouwen is in een goed verloop van verlof. Daarvoor is
geen enkele motivering aangedragen. Voor zover er wordt verwezen naar het verloop van de detentie tot op heden, is klager van mening dat er thans geen contra-indicaties zijn tegen het verlenen van algemeen verlof. Er moet bij het nemen van de
beslissing
een afweging gemaakt worden tussen enerzijds het belang van klager bij een goede en tijdige terugkeer in de maatschappij en anderzijds het belang van de samenleving bij een ongestoorde tenuitvoerlegging van de opgelegde straf. Het is onredelijk klager
gezien de ongelukkige gang van zaken geen verlof toe te kennen. Bovendien is algemeen verlof nodig om klager op zijn terugkeer naar de maatschappij voor te bereiden.

Namens de Staatssecretaris is de bestreden beslissing als volgt toegelicht.
Het verlenen van algemeen verlof is in deze fase van de detentie te vroeg. Er is geen vertrouwen in een goed verloop van verlof. Klager heeft zich op 2 september 2009 onttrokken aan detentie door zich niet te melden in de beperkt beveiligde inrichting
(b.b.i.) van de locatie Groot Bankenbosch te Veenhuizen. Hij is op 19 mei 2010 gearresteerd en zit sindsdien gedetineerd. Een onttrekking aan detentie is een contra-indicatie om in deze fase van de detentie in aanmerking te komen voor vrijheden zoals
een algemeen verlof. De intake kan in een latere fase van klagers detentie gepland worden en is niet afhankelijk van een toe te kennen verlof. Overigens is een beroep van klager gericht tegen afwijzing voor plaatsing in een b.b.i. door de
beroepscommissie ongegrond verklaard.

Op klagers verlofaanvraag zijn de volgende adviezen uitgebracht.
De directeur van de penitentiaire inrichting (p.i.) Dordrecht heeft positief geadviseerd ten aanzien van de verlofaanvraag.
Het Openbaar Ministerie heeft bezwaar tegen verlofverlening in verband met vluchtgevaar omdat klager zich tijdens een eerder verlof voor langere tijd aan detentie heeft onttrokken.
De politie heeft geen bezwaar tegen verlofverlening.

3. De beoordeling
Klager heeft beroep in cassatie aangetekend tegen een veroordeling door het gerechtshof ’s-Gravenhage tot vier jaar gevangenisstraf, wegens het plegen van diefstal. Aansluitend dient hij eventueel meerdere hechtenissen te ondergaan van in totaal 51
dagen. Klagers fictieve einddatum valt op of omstreeks 12 december 2011.

Het beroep richt zich tegen de afwijzing van klagers tweede verlofaanvraag. Hij kan in totaal zes verlofaanvragen indienen.

Klager heeft zich van 2 september 2009 tot en met 19 mei 2010 onttrokken aan detentie. Op 19 mei 2010 is klager gearresteerd en sindsdien zit hij weer gedetineerd. Gelet op het vorenstaande is de vrees dat klager zich tijdens een te verlenen verlof aan
detentie zal onttrekken gerechtvaardigd. De beroepscommissie is van oordeel dat voornoemde omstandigheid een forse contra-indicatie vormt voor verlofverlening en dat deze, ondanks de positieve adviezen van de politie en de directeur van de p.i.
Dordrecht, een afwijzing van klagers verlofaanvraag rechtvaardigt. Derhalve kan de beslissing van de Staatssecretaris, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen en gelet op de weigeringsgronden zoals bedoeld in artikel 4 onder a van de
Regeling tijdelijk verlaten van de inrichting, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Gelet op het vorenstaande zal het beroep ongegrond worden verklaard.

4. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. U. van de Pol, voorzitter, mr. M. Boone en mr. J.M.M. van Woensel, leden, in tegenwoordigheid van bc. L. van Alff, secretaris, op 7 maart 2011

secretaris voorzitter

Naar boven