Onderwerp: Bezoek-historie

RSJ 10/3491/GB, 2 maart 2011, beroep
Uitspraakdatum:02-03-2011

Dit onderwerp bevat de volgende rubrieken.

Uitspraak

Nummer: 10/3491/GB

Betreft: [klager] datum: 2 maart 2011

De beroepscommissie als bedoeld in artikel 73, eerste lid, van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) heeft kennisgenomen van een bij het secretariaat van de Raad ingekomen beroepschrift, ingediend door mr. H.P. Eckert, namens

[...], verder te noemen klager,

gericht tegen een op 18 november 2010 genomen beslissing van de selectiefunctionaris,

alsmede van de overige stukken, waaronder de beslissing waarvan beroep.

Op grond van haar onderzoek overweegt en beslist de beroepscommissie als volgt.

1. De inhoud van de bestreden beslissing
De selectiefunctionaris heeft klagers verzoek tot plaatsing in de locatie Groot Bankenbosch te Veenhuizen afgewezen.

2. De feiten
Klager is sedert 16 september 2009 gedetineerd. Hij verbleef in de penitentiaire inrichting Leeuwarden. Op 12 augustus 2010 is hij geplaatst in de locatie Norgerhaven te Veenhuizen, waar een regime van algehele gemeenschap geldt.

3. De standpunten
3.1. Namens klager is het beroep als volgt toegelicht.
De afwijzing is gebaseerd op de adviezen van het Openbaar Ministerie (OM) en van de directeur van de locatie Norgerhaven. Het advies van het OM bevat enkele volledige onjuistheden. Klager is niet betrokken bij de daadwerkelijke uitvoer. Daarom is hij
ook in hoger beroep tegen het vonnis.
Het gevaar voor het plegen van strafbare feiten is enkel gebaseerd op eerdere veroordelingen. Dit valt niet te rijmen met de resocialisatiegedachte. De gestelde maatschappelijke onrust is geheel niet onderbouwd. Het advies van de directeur van de
locatie Norgerhaven is geheel gebaseerd op het advies van het OM en in feite geen advies. Indien het gedrag van klager als uitgangspunt wordt genomen, kan dat alleen leiden tot een positief advies. Klager gedraagt zich als modelgevangene en heeft
ruimschoots laten zien dat hij kan omgaan met de regelgeving en het regime.
Klagers partner werk als juriste bij een verzekeringsmaatschappij en zorgt voor het inkomen. Klager was belast met het huishouden en de zorg voor zijn zoon. Klager is bezig met het opzetten van een eigen bedrijf. Tijdens klagers detentie is een tweede
zoon geboren, die inmiddels elf maanden oud is. Zodra klager deel uitmaakt van zijn gezin, zal hij ook de zorg voor hem op zich nemen. De hechting van zijn jongste zoon is van enorm belang. Tevens wordt een beroep gedaan op de bescherming van artikel 8
van het EVRM. Het OM lijkt vast te houden aan een traditionele rolverdeling zonder dat dit ergens op gebaseerd is.

3.2. De selectiefunctionaris heeft de afwijzing van genoemd verzoek als volgt toegelicht.
Klager heeft verzocht om plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting (b.b.i.). Het OM adviseert negatief, onder andere in verband met de recidive. Klager werd op 13 februari 2009 ontslagen uit detentie die hij onderging vanwege overtreding van de
Opiumwet. Klager is op 16 september 2009 in verzekering gesteld en hij is thans gedetineerd voor een strafzaak (eveneens overtreding van de Opiumwet). Primair werd klagers verzoek afgewezen op grond van de snelle recidive.

4. De beoordeling
4.1. Op grond van artikel 3 van de Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing van gedetineerden komen naast zelfmelders voor plaatsing in een beperkt beveiligde inrichting in aanmerking gedetineerden die een beperkt vlucht- en maatschappelijk
risico vormen, een strafrestant hebben van maximaal achttien maanden en beschikken over een aanvaardbaar verlofadres.

4.2. In de toelichting op dit artikel (Stcr. 12 september 2000, nummer 176, pagina 9) staat dat bij de plaatsing in zeer beperkt en beperkt beveiligde inrichtingen de beoordeling of de gedetineerde geschikt is tot terugkeer in de samenleving een
belangrijke rol speelt. Indicator bij de beoordeling daarvan is of de gedetineerde reeds eerder tijdens de huidige detentie met goed resultaat bewegingsvrijheid (onbegeleid) buiten de inrichting heeft genoten (algemeen verlof, schorsing van de
preventieve hechtenis, incidenteel verlof, strafonderbreking), alsmede of zich daarna omstandigheden hebben voorgedaan die aan deze indicator ernstig afbreuk doen. Gelet op het open karakter van de inrichting of afdeling spelen de aard, zwaarte en
achtergrond van het gepleegde delict en de persoonlijkheid van de gedetineerde een rol bij de beoordeling of betrokkene geschikt is voor plaatsing in een zeer beperkt of beperkt beveiligde inrichting of afdeling.

4.3. De op de onder 3.2. genoemde gronden gebaseerde beslissing van de selectiefunctionaris kan, bij afweging van alle in aanmerking komende belangen, niet als onredelijk of onbillijk worden aangemerkt. Hierbij is in aanmerking genomen dat de
selectiefunctionaris in redelijkheid heeft kunnen oordelen dat klager, gelet op het feit dat hij zeven maanden nadat hij uit detentie (wegens overtreding van de Opiumwet) is ontslagen wederom in verzekering is gesteld op de verdenking van overtreding
van de Opiumwet en inmiddels in eerste aanleg is veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren, niet in aanmerking komt voor plaatsing in een inrichting met een beperkt beveiligingsniveau. De beroepscommissie zal het beroep daarom ongegrond
verklaren.

5. De uitspraak
De beroepscommissie verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gegeven door de beroepscommissie voornoemd, bestaande uit mr. J.P. Balkema,
voorzitter, mr. M.A.G. Rutten en dr. G.J. Fleers, leden, in tegenwoordigheid van
mr. S.S. Dwarka, secretaris, op 2 maart 2011

secretaris voorzitter

Naar boven